Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1005/GV, 24 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1005/GV

betreft: [klager] datum: 24 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 maart 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, J.H.L.C.M. Kuijpers, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft, voor zover van belang, het beroep als volgt toegelicht.
Het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) stelt dat er een onderzoek loopt waarin klager wordt verdacht van bedreiging. Klager heeft nimmer iemand bedreigd. Klagers verzoek tot detentiefasering werd anderhalf jaar geleden al afgewezen op basis
van bovengenoemd onderzoek. Een medewerker van GRIP heeft aan klager medegedeeld dat hun advies aan het Openbaar Ministerie (OM) en de inrichting wordt verstrekt. Zij hebben beide de bevoegdheid om het advies naast zich neer te leggen. Zowel het OM als
de inrichting adviseren positief ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Klager wil zijn standpunt in het bijzijn van zijn raadsman ter zitting toelichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft geen afschrift van de uitnodiging voor een sollicitatiegesprek overgelegd. Klager kan na zijn detentie een identiteitskaart aanvragen, omdat klager al over een identiteitskaart beschikt in de vorm van een rijbewijs. Het OM adviseert
weliswaar positief, maar uit de actuele rapportage van het GRIP blijkt dat klager wordt verdacht van bedreiging. Het belang van klager is ondergeschikt aan het belang van de maatschappij. Bovendien is klager verdachte in een nieuwe zaak.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn terugkeer in de maatschappij voor te bereiden.
Het OM adviseert eveneens positief, maar wenst wel op de hoogte te worden gesteld van een eventueel verlof.
Het GRIP adviseert inzake detentiefasering negatief.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling toe te lichten. Klager heeft dit verzoek niet onderbouwd. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

Klager heeft een gevangenisstraf ondergaan van zes jaar met aftrek, wegens het overtreden van de Opiumwet, het overtreden van de Wet Wapens en Munitie en voor deelneming aan een criminele organisatie. Op 13 april 2012 is klager in vrijheid gesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kon in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om terug te keren in de samenleving en anderzijds de
algemene
belangen van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving. Nu de einddatum van klagers detentie ten tijde van indienen van zijn verlofaanvraag naderde, diende het belang van klager bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een
terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder te wegen. Uit de stukken kan worden afgeleid dat zowel het OM als de inrichting positief adviseren. Het GRIP adviseert negatief, omdat klager wordt verdacht van bedreiging. De informatie omtrent het
onderzoek
naar de bedreiging, vermeld in de rapportage van het GRIP, is echter uiterst summier. Op 26 januari 2012 is de zitting hieromtrent aangehouden. Een nieuwe zittingsdatum is nog niet bekend. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel
dat
de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op €50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 24 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven