Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0954/GV, 23 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/954/GV

betreft: [klager] datum: 23 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 maart 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is het niet eens met de gronden waarop het verzoek om algemeen verlof is afgewezen. Klager is niet verslaafd aan alcohol maar had (eerder) een drugsprobleem. Klager dronk af
en toe en zeker niet dagelijks. Klager heeft mee willen werken aan het traject in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR-traject), maar omdat hij daarover pas een week voor de afwijzing van het verzoek werd benaderd, kan dat nog niet
gestart zijn van het TR-traject hem niet worden verweten. Klager vertoont binnen de inrichting steeds goed gedrag en over hem wordt daar steeds positief gerapporteerd. Omdat klager gedurende de laatste zeven of acht jaar niet meer met justitie in
aanraking is geweest, hoeft er niet gevreesd te worden voor recidive. Klager denkt dat hij mogelijk wordt verwisseld met zijn broer, die wel vaker met politie en justitie in aanraking is geweest in de afgelopen jaren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert negatief, omdat door het strafrestant, meer dan zes maanden, gevreesd wordt dat klager zich kan onttrekken aan verdere detentie. De inrichting adviseert negatief, omdat er onvoldoende vertrouwen is in een goed
verloop van het verlof. Klager kampt met een alcoholprobleem en er is nog geen behandeling gestart om deze problematiek aan te pakken. Omdat klager gemotiveerd is om deze problematiek wel aan te pakken, is voorstelbaar dat verlof kan worden verleend
als
de behandeling is gestart en er goede vorderingen zijn gemaakt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Vanuit het TR-traject wordt positief geadviseerd over een verlof, teneinde klager in staat te stellen zich te bewijzen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Leeuwarden heeft, blijkens het advies van de directeur van de p.i. Leeuwarden, bezwaar gemaakt tegen het verlenen van verlof.
De politie Leeuwarden heeft aangegeven positief te adviseren ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek, wegens openlijke geweldpleging, mishandeling, diefstal en overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
Aansluitend dient hij zeven dagen hechtenis te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 19 februari 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Voor zover de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof is gegrond op het negatieve advies van het OM, kan die grond niet in stand blijven. De enkele omstandigheid dat het strafrestant meer dan zes maanden bedraagt, kan – met name gelet op artikel
14
van de Regeling – een afwijzing van een verzoek om algemeen verlof niet dragen.

De beroepscommissie acht aannemelijk dat bij klager sprake is van een verslavingsgerelateerde problematiek, die zonder behandeling gevaar voor recidive oplevert. Gelet op de omstandigheid dat een behandeling voor klagers problematiek nog niet dan wel
pas zeer onlangs in gang is gezet, is er (vooralsnog) sprake van een contra-indicatie voor verlofverlening. Deze contra-indicatie rechtvaardigt een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging
van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven