Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3462/GA en 12/542/GA, 7 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 11/3462/GA en 12/542/GA

betreft: [klager] datum: 7 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer,

gericht tegen twee uitspraken van 24 oktober 2011 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op klachten van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 10 april 2012, gehouden in de locatie Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagcommissie
De klaagschriften betreffen:
a. de afwijzing van een verzoek voor bezoek zonder toezicht (BZT) op 9 september 2011; en
b. de afwijzing van een verzoek voor BZT op 23 september 2012.

De beklagcommissie heeft de beklagen gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt –zakelijk weergegeven - als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager heeft zich eerder tijdens een BZT in juli 2011 ernstig misdragen. Om klager in staat te stellen tijdens de zomervakantie contact te hebben met zijn in België wonende dochtertje is met klager een coulante afspraak gemaakt. Van die afspraken is
toentertijd geen schriftelijk verslag opgemaakt. Een van die afspraken was dat klager, in ruil voor de BZT-momenten tot aan de feestdagen extra BZT-momenten zou krijgen in de maand augustus 2011 voor een bezoek van de moeder van klager en zijn dochter
in de familiekamer. Klager heeft vervolgens voor september, hoewel hij daarop gelet op de afspraak geen recht had, twee aanvragen gedaan voor BZT. Die verzoeken zijn afgewezen op goede gronden. De beklagcommissie heeft het tegen die afwijzingen
ingediende beklag gegrond verklaard. De directeur kan zich, gelet op de eerder genoemde afspraak en gelet op het feit dat de klachten zijn gericht tegen de afwijzing van aanvragen voor september 2011, niet met die uitspraak verenigen.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit hetgeen door de directeur in beklag en beroep naar voren is gebracht en uit de door de directeur meegezonden verklaring van het afdelingshoofd van de afdeling E/H wordt voldoende aannemelijk dat met klager in juli 2011 een afspraak is gemaakt met
betrekking tot zijn BZT-momenten en dat die afspraak (onder meer) inhield dat klager alle hem toekomende BZT-momenten van de maanden september, oktober, november en december tot aan de feestdagen inruilde voor een aantal extra BZT-momenten in de maand
augustus 2011, zulks omdat hij dan bezoek kon ontvangen van zijn dochtertje dat tijdens de schoolvakantie in Nederland zou verblijven. Die hiervoor genoemde afspraak is met klager gemaakt uit coulance. Onweersproken is immers dat hij zich eerder
tijdens
een BZT in juli 2011 ernstig had misdragen waardoor hem eigenlijk verder een aantal bezoeken zonder toezicht had kunnen worden ontzegd. Klager heeft in augustus 2011 overeenkomstig de gemaakte afspraken een zevental bezoeken zonder toezicht gehad. Wat
er zij van de gang van zaken bij het achtste BZT-moment in augustus 2011, waarover klager afzonderlijk beklag had kunnen doen, niet valt in te zien dat klager daaraan enige aanspraak zou kunnen ontlenen op compenserend BZT op 9 en/of 23 september 2011.
Gelet hierop kunnen de uitspraken van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep in beide zaken gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. P.A.M. Mevis en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven