Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0026/GA, 1 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/26/GA

betreft: [klager] datum: 1 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 28 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 17 december 2001 van de beklagcommissie bij de gevangenis Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle van de p.i. Overijssel, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de schending van klagers recht op de gemeenschappelijke activiteiten en overige voorzieningen die inherent zijn aan het verblijf in een huis van bewaring-regime.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft nu niet meer in Esserheem. Hij is geplaatst in het huis van bewaring De Schans in Amsterdam. Klager heeft ook in de Schans een aantal klachten ingediend. Een aantal klachten heeft hij samen met anderen ingediend.Klager verbleef in de periode dat hij in Esserheem geplaatst was in het cellengebouw. Daar was in feite sprake van een isolatieregime. Op zich had klager met zijn plaatsing in Esserheem geen problemen. Hem werden daar echterbeduidend minder faciliteiten en/of activiteiten aangeboden dan wettelijk voorgeschreven.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het cellengebouw is door de minster aangewezen als huis van bewaring voor arrestanten. Iedere arrestant heeft in beginsel recht op regime van PBW. In het cellengebouw werd een dagprogramma aangeboden dat niet voldoet aan hetwettelijk minimum. Dat was voor de locatie niet mogelijk. Sinds 10 april 2002 worden er in het cellengebouw opnieuw arrestanten en preventieven geplaatst. Deze gedetineerden krijgen in Esserheem wel regime-aktiviteiten aangebodenmaar het totaal aantal uren per week is minder dan volgens de PBW minimaal per week moet worden aangeboden. De inrichting is inmiddels aangewezen als inrichting met een sober regime. Thans is de duur van het dagprogramma in hetcellengebouw 56 uren per week. Met ingang van september 2002 zal wel een volledig dagprogramma worden geboden. Tot dan geldt er in de inrichting het eerdergenoemde sober regime. Toen klager in Esserheem verbleef werd er (nog) geendagprogramma aangeboden.

3. De beoordeling
Op grond van de bestemmingsaanwijzing d.d. 18 april 2001 nr. 5093803/01/DJ is het perceel Oude Gracht 34, dat tevens deel uitmaakt van de gevangenis Esserheem, aangewezen als huis van bewaring voor mannen met een regime van beperktegemeenschap. Dit perceel wordt aangeduid als het cellengebouw.
Aannemelijk is geworden dat klager gedurende zes dagen in het cellengebouw heeft verbleven zonder dat hem door de rechter-commissaris beperkingen waren opgelegd of dat dit is geschied ter uitvoering van een afzonderingsmaatregel ofdisciplinaire straf. In een regime van beperkte gemeenschap hebben gedetineerden op grond van artikel 21 PBW recht op gemeenschappelijke activiteiten. Artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel bepaalt dat in een regimevan beperkte gemeenschap minimaal 43 uren per week aan activiteiten en bezoek moet worden aangeboden. Klager heeft gemotiveerd aangevoerd dat hem geen (gemeenschappelijke) activiteiten noch een minimaal dagprogramma zijn aangeboden.Nu de directeur dit niet heeft weersproken en ook anderszins niet is gebleken dat van inrichtingswege getracht is klager enigszins tegemoet te komen in het gemis aan regimaire voorzieningen, komt de beroepscommissie tot het oordeeldat jegens klager in strijd met de wet is gehandeld. Het beklag zal daarom alsnog gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toekennen. Zij zal de tegemoetkoming vaststellen op € 60,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 mei 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven