Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4360/TA, 17 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4360/TA

betreft: [klager] datum: 17 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 november 2011 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.O. Roosjen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. het niet meer naar het werk mogen gaan in de week van 21 maart 2011, en
b. de weigering klager het graf van zijn vader te laten bezoeken op 30 maart 2011.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had in beide onderdelen van zijn beklag ontvangen moeten worden. Klager heeft ten aanzien van zijn werk correct gehandeld, maar is door miscommunicatie in zijn rechten geschaad, wat voor risico van de inrichting dient te komen. Juist gelet op
klagers problematiek is het van belang dat helder naar hem gecommuniceerd wordt. Verder is de gang van zaken rond het bezoek aan het graf van zijn vader, waarbij toezeggingen zijn ingetrokken, voor hem onacceptabel. Daardoor is hem op zodanige wijze
onrecht aangedaan, dat hij in zijn rechten is geschaad.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep aangegeven dat hij niets heeft toe te voegen aan het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat ook naar het oordeel van
de
beroepscommissie geen sprake is van schending van in de wet neergelegde rechten dan wel beklagwaardige beslissingen.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven