Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0482/GB, 17 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/482/GB

Betreft: [klager] datum: 17 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 22 maart 2010 gedetineerd. Hij verblijft sedert 19 oktober 2011 in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Vught.
De beroepscommissie heeft klagers beroep in een eerdere uitspraak d.d. 10 januari 2012 gegrond verklaard (kenmerk 11/3347/GB). De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding van deze gegrondverklaring een nieuwe beslissing genomen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 16 oktober 2011 heeft klager beroep aangetekend tegen de beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. De beroepscommissie heeft het beroep op 10 januari 2012 gegrond verklaard en zij
heeft
de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen (11/3347/GB). Op 30 januari 2012 heeft klagers raadsman telefonisch contact gehad met het bureau selectiefunctionarissen (BSF), omdat er nog geen nieuwe beslissing was genomen. Aan
klagers raadsman werd medegedeeld dat om onduidelijke redenen nog niet opnieuw was beslist, maar dat op korte termijn alsnog een nieuwe beslissing zou worden genomen. Klagers raadsman heeft op 3 februari 2012 wederom telefonisch contact gehad met het
BSF. Hem werd medegedeeld dat op korte termijn een nieuwe beslissing zou worden genomen. Enkele dagen later heeft klagers raadsman de nieuwe beslissing van de selectiefunctionaris ontvangen. Uit de beslissing blijkt dat klager niet kan worden
overgeplaatst, omdat hij momenteel in het PPC te Vught verblijft. Het is onzeker of de selectiefunctionaris hiermee bedoelt dat klager niet kan worden overgeplaatst naar een b.b.i. De beslissing is niet dan wel ontoereikend gemotiveerd. Nu de
beslissing
niet dan wel ontoereikend is gemotiveerd, kan klager zijn bezwaren niet nader toelichten. Klager voldoet aan de vereisten van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Klager wenst derhalve zo
spoedig mogelijk in een b.b.i. geplaatst te worden.
Klager verblijft in het PPC te Vught vanwege lichamelijke klachten. De selectiefunctionaris was kennelijk van oordeel dat deze klachten het beste in een PPC behandeld konden worden. Klager heeft geen psychische klachten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het multidisciplinair overleg van het PPC te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van een plaatsing in een b.b.i. Klager is niet bereid om mee te werken. In het TR (Terugdringen Recidive)-plan zijn geen interventies opgenomen. Klager verbleef
ten tijde van de beslissing op bezwaar d.d. 6 oktober 2011 in een Justitieel Medisch Centrum (JMC) vanwege zijn medische situatie. Klager is vervolgens overgeplaatst naar de Extra Zorg Voorziening (EZV) van de locatie Zuid te Arnhem. Klager is na zijn
overplaatsing naar de locatie Zuid teruggevallen in zijn oude gedrag. Hij ligt de hele dag in bed en hij komt zijn cel niet uit. Het personeel van de locatie Zuid is er niet in geslaagd om klagers gedrag te veranderen en daarom is klager overgeplaatst
naar het PPC te Vught. Klager verblijft momenteel nog steeds in het PPC te Vught. Op het moment dat een verblijf in een PPC niet langer geïndiceerd is, zal klager overgeplaatst worden naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Indien
vervolgens blijkt dat klager aan de vereisten van artikel 3 van de Regeling voldoet, kan hij worden overgeplaatst naar een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beroepscommissie heeft klagers beroep in een eerdere uitspraak d.d. 10 januari 2012 gegrond verklaard (kenmerk 11/3347/GB). Uit de thans beschikbare informatie is bekend geworden dat klager sedert 19 oktober 2011 in een PPC verblijft. Klager
verbleef ten tijde van de beslissing op bezwaar in een JMC. Na zijn ontslag uit het JMC is hij overgeplaatst naar de afdeling EZV van de locatie Zuid. Het personeel van de locatie Zuid heeft klagers gedrag niet kunnen veranderen en daarom is hij
overgeplaatst naar het PPC te Vught. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat een overplaatsing naar een b.b.i. contra-geïndiceerd is. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan,
bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 17 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven