Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4396/TB, 16 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4396/TB

betreft: [klager] datum: 16 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.N. Bouwman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 december 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. E.N. Bouwman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel.

2. De feiten
Klager is bij rechterlijke uitspraak terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd en heeft zich aan die voorwaarden niet gehouden. Bij onherroepelijk geworden uitspraak van 14 maart 2005 is de tbs met voorwaarden omgezet in tbs met
dwangverpleging.
Bij beslissing van 26 juli 2005 is klager geplaatst in FPC Veldzicht te Balkbrug. Bij brief van 16 juni 2011 is door FPC Veldzicht verzocht om (wederzijdse) overplaatsing van klager. Bij beslissing van 5 december 2011 is klager geplaatst in FPC De
Rooyse Wissel.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In een schrijven van 5 december 2011 heeft de raadsman aangegeven dat klager bezwaar heeft tegen de overplaatsing. De raadsman heeft de toegezegde wettelijke aantekeningen niet ontvangen.
De plaatsingsbeslissing is op 12 december 2012 naar de raadsman gefaxt. De beroepstermijn is gaan lopen op 12 december 2012. Klager is ontvankelijk in het beroep.
Klager is het niet eens met de overplaatsing, omdat hij dan helemaal geen contact meer zal hebben met zijn familie. In FPC Veldzicht had hij al weinig contact.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Ervan uitgaande dat de overplaatsingsbeslissing op 6 december 2011 aan klager is uitgereikt, is het beroepschrift niet tijdig ingediend. Klager kan daarom niet in zijn beroep worden ontvangen.
Klager heeft verder niet aangegeven waarom hij het niet eens is met de beslissing. Het gestelde omtrent het niet ontvangen van wettelijke aantekeningen vormt hiervoor geen rechtvaardiging. Klager wordt om die reden tevens niet-ontvankelijk in het
beroep
geacht.
Aan de overplaatsingsbeslissing ligt het verzoek van FPC Veldzicht tot wederzijdse overplaatsing van 16 juni 2011 ten grondslag. Daaruit blijkt dat binnen Veldzicht geen samenwerkingsrelatie is ontstaan en sprake is van stagnatie in klagers
behandeling.
Veldzicht acht het daarom gewenst dat in een andere kliniek wordt bekeken of toegewerkt kan worden naar een overplaatsing naar een verblijfsvorm binnen de langdurige zorg. De overplaatsingsbeslissing is op grond daarvan gerechtvaardigd.

4. De beoordeling
De beroepscommissie onderschrijft het (voorlopig) oordeel van de schorsingsvoorzitter als vermeld in de uitspraak nummer 11/4389/STB van 27 december 2011, inhoudende dat niet kan worden geoordeeld dat klager en zijn raadsman in verzuim zijn geweest bij
het indienen van het beroep. Door klagers raadsman is gesteld dat hij in een schrijven van 5 december 2011 zijn bezwaren tegen de overplaatsing heeft kenbaar gemaakt en dat de bestreden beslissing op 12 december 2011 aan hem is gefaxt. Nu het beroep
dateert van 14 december 2011 zal de beroepscommissie klager in het beroep ontvangen.

Namens de Staatssecretaris is gesteld dat klager niet heeft aangegeven waarom hij het niet eens is met de beslissing en dat hij om die reden ook niet in het beroep kan worden ontvangen. Nu door klagers raadsman is aangegeven dat klager beroep heeft
ingesteld omdat hij vreest geen bezoek meer te ontvangen, kan niet worden gesteld dat de gronden voor het beroep ontbreken en is klager ontvankelijk in het beroep.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers\vluchtrisico,
alsmede de bestaande wachtlijsten.

Uit de inlichtingen van het FPC Veldzicht volgt dat er geen samenwerkingsrelatie is ontstaan en dat klagers behandeling stagneert. De inrichting acht het wenselijk dat in een andere tbs-inrichting wordt bekeken of toegewerkt kan worden naar een
overplaatsing naar een verblijfsvorm binnen de langdurige zorg.
Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn familie kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden overgeplaatst opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan worden
voortgezet,
weegt in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren
boven het belang van een overplaatsing op korte termijn naar een andere tbs-inrichting, in dit geval FPC De Rooyse Wissel.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven