Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3763/GA, 3 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3763/GA

betreft: [klager] datum: 3 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 oktober 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2012, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Zwolle, [...] en [...], juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering deel te nemen aan een urinecontrole op 1 juli 2011.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft niet geweigerd om deel te nemen aan de urinecontrole. Op het moment dat de urinecontrole werd aangekondigd zat klager midden in een
migraineaanval. Dit gaat gepaard met onder meer overgeven en diarree. Problemen met urineren zijn een symptoom bij migraine. Klager stond te zwabberen op zijn benen en was daarom niet in staat om deel te nemen aan de urinecontrole. Klager heeft
gevraagd
of de medische dienst kon worden geroepen. Pas om half twaalf kwam er een verpleegster. Ook heeft klager verzocht of er een huisarts bij hem langs kon komen, hetgeen niet is gebeurd. De directeur is wel langsgekomen en heeft gevraagd of klager
hoofdpijn
had. Zij zou de situatie bespreken met de huisarts, maar zij heeft de arts alleen maar gevraagd of klager in de strafcel kon worden geplaatst. Klagers raadsman heeft voordat klager vanuit de locatie Ooyerhoek Zutphen naar de p.i. Zwolle werd
overgeplaatst, de p.i. Zwolle geïnformeerd over de situatie van klager. Klager heeft zelf de verpleegster goed geïnformeerd en heeft donkere gordijnen en extra linnen- en beddengoed gekregen. De directie van de p.i. Zwolle was dan ook bekend met de
ernst van de situatie. Bovendien heeft klager altijd meegewerkt aan urinecontroles. Twee dagen voor deze urinecontrole is hij ook al onderworpen aan een urinecontrole. Hij heeft nooit een positieve score gehad. Klager heeft twee keer een brief gestuurd
aan de directeur met een verzoek om bemiddeling en de directeur heeft daarop niets laten horen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij gedetineerden worden steekproefsgewijs urinecontroles afgenomen. Andere gedetineerden worden ook gecontroleerd. Dit staat los van de
omstandigheid of een gedetineerde drugs (heeft) gebruikt of niet. In het schriftelijk verslag wordt niet vermeld dat klager ernstig ziek was. Volgens de directeur is contact gezocht met de medische dienst. Een verpleegkundige heeft na een gesprek van
een half uur met klager vastgesteld dat klagers situatie niet dusdanig ernstig was dat hij niet in staat kon worden geacht om deel te nemen aan de urinecontrole. De directeur is afgegaan op dit advies van de verpleegkundige. Klager wilde het echter
niet
eens proberen. Hij gaf meteen aan dat het toch niet zou lukken. Tevens is er advies gevraagd aan een arts in verband met de strafcelplaatsing. De directeur is bekend met de achtergrond van klager maar dit ontslaat klager niet van de verplichting om een
urinecontrole te ondergaan.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat aannemelijk is geworden dat de directeur zich voldoende heeft laten voorlichten over de situatie
van klager en de medische dienst heeft geconsulteerd. Op grond van artikel 3, vierde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen wordt een gedetineerde die niet direct tot afgifte van urine in staat is, gedurende een periode van vier
uur alsnog in de gelegenheid gesteld onder direct visueel toezicht urine af te staan. Klager heeft echter direct aangegeven niet in staat te zijn deel te nemen aan de urinecontrole en heeft dit toen ook niet geprobeerd. Het beroep zal derhalve
ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven