Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4538/GA, 14 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4538/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.B.M.A. Engelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 december 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is de raadsman van klager, mr. S.B.M.A van Engelen, gehoord. Klager heeft - blijkens een verklaring van 17 februari 2012 - afstand gedaan
van het recht om te worden gehoord.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond, [...], is met bericht van verhindering niet verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. een ordemaatregel van zeven dagen afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht en b. de weigering boeken en tijdschriften te verstrekken.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard en het beklag onder b. gegrond en een tegemoetkoming toegekend van € 10,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na terugkomst van klager uit het ziekenhuis is klager dadelijk in afzondering en onder cameraobservatie geplaatst. Voorafgaande aan de aan hem opgelegde ordemaatregel is klager niet gehoord. Bovendien is gesteld noch gebleken dat zich omstandigheden
hebben voorgedaan zoals bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw op grond waarvan het horen achterwege kon blijven. Kennelijk is er wel een arts betrokken geweest. Voor de raadsman is uit de stukken echter niet te herleiden wat die arts precies
gedaan heeft. De Pbw schrijft voor dat een arts zich over de afzondering met cameraobservatie uitspreekt.
De noodzaak tot de eerste observatie van klager wordt niet betwist. De beslissing tot verdere afzondering met cameraobservatie had zorgvuldig genomen moeten worden. Na verblijf van een aantal uren, in ieder geval 24 uur volgens de wet, had de noodzaak
tot cameraobservatie getoetst moeten worden. Uit de stukken blijkt niet dat dit is gebeurd. Dit is in strijd met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. De gezondheidssituatie van klager verbeterde snel. De beslissing om hem langer in
totale
afzondering te laten verblijven, was derhalve onjuist.
De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming is te laag. Er is sprake van cumulatie (formeel en materieel gegrond) van dagvergoeding, zodat klager in aanmerking moet komen voor een totale dagvergoeding van € 15,00 per dag voor de periode die de
ordemaatregel ten onrechte is opgelegd. De raadsman heeft verzocht om met betrekking tot de hoogte van de tegemoetkoming aansluiting te zoeken bij soortgelijke uitspraken van de beroepscommissie.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a: Op grond van artikel 24, eerste lid, in samenhang met artikel 23, eerste lid aanhef en onder b, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde
noodzakelijk is.

Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, van de Pbw dient een gedetineerde alvorens de beslissing tot plaatsing in afzondering op grond van artikel 23, eerste lid aanhef en onder b door de directeur wordt genomen, in de gelegenheid te worden
gesteld
te worden gehoord. Uit de stukken blijkt niet dat klager vooraf is gehoord. De directeur heeft niet weersproken dat klager niet is gehoord. Gelet op het voorgaande zal het beroep in zoverre gegrond worden verklaard. Nu gebleken is dat klager gedurende
drie dagen in afzondering is geplaatst, zal aan klager een vergoeding van € 30,= worden toegekend.

Ten aanzien van b: In hetgeen namens klager is aangevoerd, ziet de beroepscommissie geen aanleiding een hogere tegemoetkoming vast te stellen. De beroepscommissie kan zich verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook
in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 14 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven