Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2371/GA, 10 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2371/GA

betreft: [klager] datum: 10 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. van Zanden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.W. van Zanden. De directeur van de locatie Roermond heeft schriftelijk laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. De beroepscommissie heeft de directeur verzocht om toezending van de camerabeelden. De raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Op 16 maart 2012 ontving de beroepscommissie een reactie.
Deze is toegezonden aan de directeur, die daarop op 21 maart 2012 per e-mail heeft gereageerd. Deze reactie is aan de raadsvrouw toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens het slaan van een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft bij het nemen van de beslissing niet de beschikking gehad over de bewakingsbeelden. Uit het overzicht van de beelden van 16 mei 2011
komt naar voren dat de afgelegde verklaringen niet kunnen kloppen. Klager is in de doucheruimte geweest en heeft met het slachtoffer A. gesproken. Klager is naar zijn cel teruggegaan en kwam op de gang R. tegen. Klager realiseerde zich voordat hij bij
zijn kamer aankwam, dat hij zijn tandenborstel was vergeten en is teruggekeerd naar de doucheruimte. Daar zag hij A. op de grond liggen. R. stond naast hem. De belastende verklaringen van A. en R. zijn niet in overeenstemming met de bewakingsbeelden en
met het letsel dat door de verpleegkundige is geconstateerd.
R. verklaart dat hij op zijn cel was en een doffe klap hoorde. Terstond dacht hij dat iemand zou zijn gevallen. Hij verklaart niemand op de gang te hebben gezien. Uit de bewakingsbeelden komt echter naar voren dat op het zelfde tijdstip R. de
doucheruimte betrad en klager de doucheruimte verliet. R. is dus wel degelijk iemand op de gang tegengekomen. R. verklaart dat klager in de doucheruimte bij [A] stond toen hij de doucheruimte binnenkwam en zei: ‘Oh, hij is gevallen’. Klager was echter
op dat moment niet in de doucheruimte. A. verklaart dat hij met één persoon in de doucheruimte was, die de ruimte verliet. Klager zou langs de douches zijn gelopen en weer terug zijn gekomen. Hij zou een woordenwisseling met A. hebben gehad en hem op
het achterhoofd hebben geslagen. Uit de bewakingsbeelden komt naar voren dat de gedetineerde die A. bedoelt, de gedetineerde H. moet zijn geweest. Klager en H. verlieten gezamenlijk de doucheruimtes. Verder heeft klager niet over de gang gelopen. Het
korte tijdsbestek van 15 seconden is te kort om de ruimte te betreden, een woordenwisseling met A. te hebben en hem op het achterhoofd te slaan. De verpleegkundige heeft geen letsel op het achterhoofd vastgesteld, enkel een hematoom op zijn hoofd
rechts
naast de slaap en een gezwollen neus, onderlip en bovenlip. Kennelijk hebben R. en A. redenen om hun eigen rol onjuist weer te geven. Er is te weinig rekening gehouden met andere scenario’s. Klager heeft de bewakingsbeelden zelf niet mogen zien, enkel
de schriftelijke beschrijving daarvan. Klager heeft zijn handen aan het personeel laten zien. Deze waren niet kapot. Er werd echter niet naar klager geluisterd. Bedacht moet worden dat verklaringen van R. en A. drie dagen na het incident zijn
afgenomen.
Door de disciplinaire straf is klager zijn enkelbandje ontnomen.
De camerabeelden bevatten geen tijdsaanduiding en zijn in korte fragmenten geknipt, die niet op elkaar aansluiten. De beelden zijn derhalve incompleet. Hierdoor is het onmogelijk om vast te stellen wie tegelijk met A. in de doucheruimte is geweest en
daarbij de mogelijkheid heeft gehad om hem iets aan te doen, als hier al sprake van is geweest. De beelden laten ruimte voor klagers standpunt dat hij zich niet aan enig fysiek geweld jegens A. heeft schuldig gemaakt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. De directeur ontkent dat beelden zijn achtergebleven. Het systeem registreert en neemt op met een vertraging zodat de beelden om de 2 seconden
te
zien zijn.

3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van 14 dagen opsluiting in een strafcel vanwege het slaan van een medegedetineerde. Voor het opleggen van een disciplinaire straf dient op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw de gedetineerde een
verwijt te kunnen worden gemaakt.

Een medegedetineerde van klager, tevens slachtoffer van het incident, de heer A., heeft verklaard dat hij in de doucheruimte op de afdeling een klap op zijn achterhoofd kreeg. De heer A. noemt klager als degene die hem heeft geslagen. Een andere
medegedetineerde, de heer R., heeft verklaard dat hij op zijn kamer verbleef, die naast de doucheruimte is gelegen, en een doffe knal vanuit de douche hoorde. Hij ging naar de douche en zag de heer A. op de grond liggen. Volgens R. stond klager naast
A.
en zei: “Oh, hij is gevallen”.

Na bestudering van de camerabeelden is de beroepscommissie van oordeel dat ten aanzien van klager voldoende verdenking is gerezen dat hij degene is die het slachtoffer in de doucheruimte heeft geslagen. De doucheruimte bevindt zich op de camerabeelden
achterin de gang links en kan kennelijk en in ieder geval op het bewuste moment worden betreden zonder hiervoor een deur te openen. Op de camerabeelden is te zien dat klager op het cruciale moment samen met een andere gedetineerde – uit de stukken komt
naar voren dat dit H. moet zijn geweest – de doucheruimte verlaat. Na een paar passen loopt klager weer de doucheruimte in. H. loopt verder de gang in. Na een paar meter draait H. zich om en kijkt in de richting van de doucheruimte. Hij loopt terug en
op dat moment gaat de deur open van de kamer van R., die direct naast de doucheruimte is gelegen. R. kijkt eerst in de richting van de camera naar H. en steekt daarna zijn hoofd om de hoek van de doucheruimte. Daarna komt klager de doucheruimte uit en
maakt met zijn rechterarm een wuivend gebaar naar achteren en loopt weg in de richting van zijn kamer. De reacties van H. en R. duiden er volgens de beroepscommissie op dat zij iets in de doucheruimte moeten hebben gehoord. De beroepscommissie gaat er
vanuit dat dit ook het moment moet zijn geweest waarop het slachtoffer A. is geslagen. Op het moment dat R. zijn hoofd om de hoek van de doucheruimte stak, bevond klager zich nog in de doucheruimte. De camerabeelden geven geen aanleiding voor de
conclusie dat behalve het slachtoffer A. en klager nog iemand anders op dat moment in de doucheruimte aanwezig was.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang beschouwt heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen besluiten tot het opleggen van een disciplinaire straf aan klager. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 10 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven