Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4518/GA, 6 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4518/GA

betreft: [klager] datum: 6 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 maart 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C.E.C. Luns.

De directeur van de locatie Westlinge is zonder bericht niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van tien dagen, welke maatregel na drie dagen is beëindigd.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft beklag en beroep aangetekend, omdat er nu achter zijn naam ‘vluchtgevaarlijk’ staat. Dit heeft consequenties voor het verdere verloop van zijn detentie.
Klager heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing om hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting Nieuwegein. Het is klager bekend dat hij in verband met de duur van zijn strafrestant na de uitspraak van het gerechtshof niet langer in een
b.b.i. kon verblijven.
Hij heeft drie dagen in de afzonderingscel verbleven.
Klager heeft nooit gezegd dat hij pas op 15 september 2011 wist wat zijn uitspraak was. Hij wist het op 13 september 2011. De eis van de advocaat-generaal was hem al sinds 8 maart 2011 bekend. De eis was gelijk aan de eis in eerste aanleg.
Na 8 maart 2011 is hij telkens met verlof gegaan en daarvan gewoon teruggekomen.
Op 26 augustus 2011 heeft hij op eigen gelegenheid de zitting van het gerechtshof bezocht en is hij zelfstandig teruggekeerd naar de inrichting. De zitting was uitgelopen, maar de griffier heeft een briefje geschreven en klager heeft gebeld met de
inrichting dat hij later terug zou zijn. Hij is twee tot drie keer zonder problemen op eigen gelegenheid naar het Hof gegaan.
De gedetineerden, die de melding met betrekking tot hem zouden hebben gedaan, verbleven niet op klagers afdeling. Hij kende hen niet en heeft niets met ze te maken. De zogenaamde pk-boys kent klager wel, maar hij gaat niet met hen om en heeft niets
met
hen te maken. Het gat, dat in het hek is geknipt, was bij paviljoen F. Klager verbleef in paviljoen E.
Klager was reiniger in de locatie Westlinge en heeft ook in de keuken gewerkt. Dit zijn baantjes die alleen worden toegekend aan gedetineerden die zich iets meer inzetten dan anderen.
Klagers vrouw is in verwachting van hun vierde kind. Klager heeft geen enkele reden om zich te onttrekken aan detentie.
Volgens het Bajesboek is de directeur verplicht om een onderzoek in te stellen. Dit is nagelaten.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager is de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel opgelegd in verband met
- zo leest de beroepscommissie de bestreden beslissing - gevaar voor vlucht.
Uit de schriftelijke mededeling volgt dat het gerechtshof klager een gevangenisstraf heeft opgelegd van een zodanige duur dat de tijd van achttien maanden die een gedetineerde in een b.b.i. mag verblijven, zou worden overschreden. Uit de schriftelijke
mededeling volgt voorts dat er sprake was van een ambtsbericht dat inhield dat klager zich wilde onttrekken aan detentie en dat het weekend tevoren er een gat van buitenaf was geknipt bij klagers paviljoen.
Uit de stukken is niet gebleken dat de directeur naar aanleiding van de op 12 september 2011 gedane melding een nader onderzoek heeft ingesteld.
Uit het feit dat na de uitspraak van het gerechtshof in verband klagers strafrestant, gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, klager niet langer in de b.b.i. kon blijven, maar
overgeplaatst diende te worden naar een inrichting met een normaal beveiligingsniveau, volgt naar het oordeel van de beroepscommissie niet zonder meer dat oplegging van de ordemaatregel noodzakelijk en gerechtvaardigd was. In dit geval is door klager
en
zijn raadsvrouw gesteld dat klager, ook na het vernemen van de eis van de advocaat-generaal, welke eis het gerechtshof maanden later uiteindelijk heeft gevolgd, telkens naar de inrichting is teruggekeerd van verlof en dat hij meermalen zelfstandig ter
zitting is verschenen en weer is teruggekeerd in de b.b.i. Voorts is gesteld door klager en de raadsvrouw dat een gat is geknipt in het hek bij een ander paviljoen dan waar klager verbleef, terwijl de inhoud van het ambtsbericht waarop de directeur
zich
heeft beroepen door klager gemotiveerd is betwist.
De directeur, die niet ter zitting van de beroepscommissie is verschenen, heeft het door klager en zijn raadsvrouw gestelde niet betwist, noch blijkt het tegendeel van het door klager gestelde uit de stukken.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van gevaar voor vlucht en zij acht de beslissing om aan klager de betreffende ordemaatregel op te leggen dan ook niet redelijk. Zij zal
het
beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, het beklag alsnog gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart het beklag alsnog gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven