Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3396/GA, 15 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3396/GA

betreft: [klager] datum: 15 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G.C. van Riet, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 september 2011 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.G.C. van Riet, gehoord. De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft
schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen na de plaatsing van klager in een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft ten onrechte de klacht afgedaan, zonder klager in bijzijn van zijn advocaat te horen. Klager mist een radio, een
aantal cd’s, een Turkse theepot, een gamecube, een telefoonboekje met daarin belkaarten ter waarde van € 50,= en een gouden oorbel. Hoofdregel is dat de gedetineerde zelf verantwoordelijk is voor zijn spullen. Dit is anders wanneer een gedetineerde
plotseling wordt overgeplaatst en daarbij geen gelegenheid heeft gekregen zijn spullen in te pakken. Als de inrichting onzorgvuldig heeft gehandeld, bijvoorbeeld als er een verschil is tussen het ontruimingsverslag en de invoerlijst minus de
uitvoerlijst, draagt de directeur het financiële risico. Klager is op 11 augustus 2011 in de strafcel geplaatst. Hij verbleef op een meerpersoonscel. Het ontruimingsverslag dateert van een dag later. Dit betekent dat klagers eigendommen een dag
onbeheerd zijn achtergebleven. Klager meent dat hierdoor het risico is overgegaan op de directeur. In de p.i. Lelystad heeft klager op 28 september 2009 twee oorbellen ingevoerd, op 4 januari 2010 een radio CD-speler, op 14 mei 2010 een Turkse Theepot
en op 31 mei 2010 een game-cube. Deze goederen zijn op 22 oktober 2010 met klager overgebracht naar de p.i. Alphen aan den Rijn. De p.i. Alphen aan den Rijn heeft geweigerd de invoerlijsten ter beschikking aan de raadsvrouw te stellen. Uit een lijst
blijkt dat klager op 16 mei 2011 vijf spelletjes heeft ontvangen.
Op de meerpersoonscel van klager was een kluisje aanwezig, maar het slot hiervan was kapot. Klager heeft dit gemeld bij het personeel. Klager heeft zijn telefoonkaart normaliter op zak. Dit zijn zogenaamde cobra-kaarten die door het bezoek kunnen
worden
meegenomen. De radio en game-cube waren groot en had klager gewoon op cel staan. De CD-speler is een combinatie met de radio. Klagers gouden oorbel lag bij zijn cosmeticaspullen in een doosje. In de isoleercel heeft klager nog gevraagd aan het
personeel
of zij goed op zijn spullen zouden passen. De spullen zijn door medegedetineerden gepakt. Aan hen is verteld dat klager toestemming had gegeven de spullen mee te nemen. Klager ontkent een dergelijke toestemming te hebben verleend. Het personeel had
klagers spullen veilig moeten stellen, toen duidelijk was dat klager niet meer op de afdeling zou terugkomen. Klager heeft binnen 15 minuten na het doornemen van de zeven dozen een klacht ingediend. Dat is redelijk snel.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het ontruimingsverslag is een dag na klagers plaatsing op de isolatieafdeling opgemaakt. De spullen van klager zijn pas ingepakt op het moment dat
bekend werd dat hij na zijn straf op een andere afdeling zou worden geplaatst en niet terug zou keren naar zijn cel. Uit de overgelegde invoerlijst blijkt niet dat de door klager genoemde spullen door hem zouden zijn ingevoerd. De invoerlijst bewijst
niet dat de zaken die eerder zijn ingevoerd op het moment dat klager wordt overgebracht naar de isolatieafdeling nog op cel aanwezig waren. Zaken kunnen zijn weggegooid of weggegeven. Feit is wel dat klager in eerste instantie alleen over de vermissing
van zijn radio heeft geklaagd bij het personeel en pas veel later aangaf nog andere spullen te missen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor de hem toebehorende goederen. Echter, voor de duur van het verblijf van een gedetineerde in een strafcel of afzonderingscel gaat de verantwoordelijkheid over op de
directeur.
In dat geval zal de directeur ervoor zorg dienen te dragen dat de eigendommen van klager niet onbeheerd achterblijven op zijn cel als hij de gedetineerde niet de mogelijkheid biedt eerst zijn persoonlijke eigendommen behoorlijk op te bergen.

Klager verbleef op een meerpersoonscel. Vast staat dat klager op 11 augustus 2011 in een strafcel is geplaatst, het ontruimingsverslag een dag later is opgemaakt en klager niet meer is teruggekeerd naar zijn cel, maar is overgeplaatst. Tegen deze
achtergrond moet de directeur verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van de goederen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Weliswaar is van een aantal van de door klager genoemde goederen niet vast te stellen of deze op een
invoerlijst staan, maar het gemotiveerde standpunt van klager, waar tegenover de directeur onvoldoende argumenten heeft ingebracht, geeft in deze de doorslag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog
gegrond verklaren. De beroepscommissie acht het toekennen van een tegemoetkoming aangewezen. Het toekennen van een tegemoetkoming is primair bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Indien er sprake is van schade en die schade is eenvoudig
vast
te stellen, dan is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de schade niet eenvoudig vast te stellen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming daarom
vaststellen op € 75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, prof. dr. mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven