Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0108/GB, 22 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/108/GB

Betreft: [klager] datum: 22 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. V.L. van Wieringen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Detentiecentrum Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager verblijft sedert 17 oktober 2011 in vreemdelingenbewaring. Hij verblijft in het Detentiecentrum Zeist.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het is van belang dat klagers minderjarige kinderen, woonachtig in Rotterdam, hem zelf kunnen bezoeken zonder tussenkomst van anderen. De reisafstand tussen Zeist en Rotterdam voor minderjarigen zonder een eigen inkomen is zodanig dat de lange
reisafstand, met de daaraan verbonden kosten, als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt. Indien klagers kinderen hem vaker kunnen bezoeken kan er meer invulling worden gegeven aan het recht op gezinsleven. Weinig vreemdelingen die in bewaring
worden gehouden hebben minderjarige kinderen met de Nederlandse nationaliteit. Dit is een bijzondere omstandigheid. Klagers kinderen hebben hem enkele jaren moeten missen omdat hij in Zweden strafrechtelijk gedetineerd zat. De duur van de
vreemdelingenbewaring zal aanzienlijk zijn. Het toepassen van de maatregel van de vreemdelingenbewaring is in het geval van klager geen direct gevolg van zijn eigen handelen, maar een keuze van de Dienst Terugkeer en Vertrek en de Immigratie- en
Naturalisatiedienst. Deze maatregel dient op zodanige wijze te worden uitgevoerd dat er zo min mogelijk inbreuk wordt gemaakt op klagers rechten. In het Detentiecentrum Rotterdam worden dagelijks vreemdelingen in vrijheid gesteld en/of uitgezet.
Hierdoor is er sprake van een zodanige doorstroom dat in redelijkheid kan worden aangenomen dat klager naar het Detentiecentrum Rotterdam kan worden overgeplaatst.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Volgens een eerdere uitspraak van de beroepscommissie is een verzoek tot overplaatsing om bezoek te kunnen ontvangen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor overplaatsing. Uit de bezoekerslijst kan worden afgeleid dat klager wekelijks
familiair bezoek ontvangt. Het feit dat klager zoveel mogelijk bezoek wil ontvangen is begrijpelijk, maar dit geldt voor veel vreemdelingen. Mede gelet op de beschikbare capaciteit en het beperkte aantal van drie locaties waar vreemdelingen verblijven,
kan dit niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Daarnaast moeten vreemdelingen binnen vijf dagen nadat ze in bewaring zijn gesteld worden geplaatst in een detentiecentrum binnen de regio van de betreffende Vreemdelingendienst.
Vreemdelingen die op het politiebureau verblijven krijgen dus voorrang boven vreemdelingen die overgeplaatst willen worden.

4. De beoordeling
Een verzoek tot overplaatsing om bezoek te kunnen ontvangen is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor overplaatsing. Bovendien bevindt zich in het dossier een bezoekerslijst waaruit blijkt dat klager, in de periode van 1 januari 2011 tot
en met 24 januari 2012, regelmatig familiair bezoek heeft ontvangen van een vrouw van 48 jaar en van personen met de leeftijd van 15, 20 en 27 jaar. Klager is dus niet verstoken van familiebezoek. Hetgeen is aangevoerd over de bezoekmogelijkheden in
het
Detentiecentrum Rotterdam wordt onvoldoende zwaarwegend geacht. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris de taak heeft om te zorgen voor een optimale capaciteitsbenutting van de beschikbare celcapaciteit.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 22 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven