Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4276/GA, 30 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4276/GA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 november 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2012, gehouden in de locatie Noordsingel Rotterdam, zijn klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman, mevrouw mr. M. L. Groeneveld, en de vestigingsdirecteur van de p.i. Krimpen aan den
IJssel, [...], gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel wegens het transport van contrabande bij klagers overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel;
b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel wegens een vechtpartij met een medegedetineerde en
c. het feit dat klagers verlofaanvraag door de directeur is afgewezen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij klagers overplaatsing is in een pak koek een telefoon aangetroffen. Zowel het pak koek als de telefoon waren niet van klager. Klagers
spullen zijn voorafgaand aan zijn overplaatsing gecontroleerd. Pas na de overplaatsing zijn vragen gesteld over de telefoon in het pak koek. Klager weet niet eens of er wel een telefoon was. Hij heeft de telefoon nooit gezien. Wat betreft de
vechtpartij
met de medegedetineerde geeft klager aan dat hij toevallig op de gang liep. Hij deed niets en werd plotseling weggetrokken. Uit het schriftelijke verslag van de vechtpartij blijkt ook niet dat klager aan het vechten was. Er wordt alleen gesproken over
een vechtende houding. Bovendien is de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf te laat aan klager uitgereikt. Verder geeft klager aan dat hij nog steeds geen verlof heeft gekregen. Zijn verlofaanvraag wordt steeds afgewezen omdat er geen
vertrouwen zou bestaan in een positief verloop van het verlof. Dit is volgens klager geen weigeringsgrond als genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Bovendien wordt er steeds verwezen naar dezelfde adviezen van het
Openbaar Ministerie (OM) en van de politie. Niet gebleken is dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als het personeel aangeeft dat er een telefoon in klagers spullen is aangetroffen, dan kan van deze constatering worden uitgegaan. Wat betreft de
vechtpartij met de medegedetineerde geeft de directeur aan dat, zoals in het schriftelijke verslag van de vechtpartij staat vermeld, een andere gedetineerde heeft aangegeven dat er twee gedetineerden aan het vechten waren. Er was dus niet alleen sprake
van een vechtende houding. De schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf is inderdaad te laat aan klager uitgereikt. Het liefst gebeurt dit nog dezelfde dag. Wat betreft klagers verlofaanvraag geeft de directeur aan dat hierbij de houding van
een gedetineerde in de inrichting wordt meegewogen. Bij de afhandeling van de mededeling tot oplegging van een disciplinaire straf wordt aan de gedetineerde medegedeeld dat dit meetelt bij de beoordeling van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
a en c: Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

b: Op grond van artikel 58, eerste lid, juncto artikel 57, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur onverwijld aan de gedetineerde een schriftelijke mededeling van de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf. Onverwijld betekent in deze in
beginsel binnen 24 uur. In dit geval is de schriftelijke mededeling van de oplegging van de disciplinaire straf te laat - want pas na 53 uur - aan klager uitgereikt. De beroepscommissie zal daarom het beroep met betrekking tot dit onderdeel van het
beklag gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen. Het beklag ten aanzien van dit onderdeel zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a en c ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven