Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0324/GB, 30 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/324/GB

Betreft: [klager] datum: 30 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Steenbrink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 februari 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van unit 6 van de penitentiaire inrichtingen Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is bereid mee te werken aan het programma Terugdringen Recidive (TR). Klager ontkent de delicten waarvoor hij nog niet onherroepelijk is veroordeeld. Een delict bekennen is geen wettelijke vereiste voor deelname aan TR. Volgens jurisprudentie
kan
bij een ontkennende verdachte het niet meewerken aan TR hem niet worden tegengeworpen. De TR-rapportage is gedateerd. Tevens is klager niet bekend met de in de rapportage genoemde gedragsinterventies. Klager begrijpt niet waar de stelling dat hij
medewerking aan TR zou weigeren op gebaseerd is. In de uitspraak van de beroepscommissie van 30 maart 2011 heeft men geoordeeld dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Detentiefasering zou
inmiddels dus mogelijk moeten zijn. Klagers verloven zijn goed verlopen en hij weet op een verantwoorde wijze met zijn vrijheden om te gaan, hetgeen een indicator dient te zijn voor geschiktheid voor terugkeer in de samenleving. Er hebben zich geen
omstandigheden voorgedaan die afbreuk doen aan deze indicator.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Doordat klager het delict ontkent is het niet mogelijk om een gedragsverandering te bewerkstelligen. Klager heeft het recht om het delict te ontkennen, maar in hoger beroep is klager wederom tot een gevangenisstraf van vijf jaar veroordeeld. Het
Openbaar Ministerie adviseert negatief ten aanzien van plaatsing van klager in een z.b.bi. vanwege het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust. De politie adviseert positief ten aanzien van het verlofadres. Ook de
directeur van de inrichting adviseert positief. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen omdat klager niet wil meewerken aan de voorgestelde interventies en de Reclassering het gevaar voor recidive hoog inschat. Klager is in het verleden
regelmatig met politie en justitie in aanraking gekomen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. De einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 30 maart 2012. Zijn strafrestant is dus korter dan zes weken. Gelet op artikel 2, eerste lid onder e, van de Regeling komt klager niet meer in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 30 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven