Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0402/GV, 28 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/402/GV

betreft: [klager] datum: 28 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 januari 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager was op 13 november 2011 in Duitsland. Hij is daar aangehouden, omdat hij niet het juiste legitimatiebewijs bij zich had. Hij had wel zijn rijbewijs en identiteitsbewijs bij zich. Klager begrijpt echter dat het gaat om het feit dat hij zich in
het
buitenland heeft begeven, terwijl dit in strijd met de voorwaarden was. Klager kreeg gedurende zijn verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) elke vrijdag een verlofpas mee. Op de verlofpas stond niet vermeld dat hij zich niet in het
buitenland mocht begeven Klager was in de veronderstelling dat de regels met betrekking tot het regimair verlof tevens van toepassing zouden zijn op het p.p. Klager heeft de voorwaarden voor het p.p. niet meer doorgenomen, omdat hij meende dat hij wist
wat wel en niet mocht. Klager heeft er niet willens en wetens voor gekozen om één van de voorwaarden niet na te leven.
Klager was tijdens zijn deelname aan het p.p. ook bezig met zijn opleiding tot rij-instructeur. Hij wil deze opleiding graag afmaken. Klager heeft zich altijd aan de afspraken gehouden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft deelgenomen aan een p.p.. Op 31 augustus 2011 is dit programma aangevangen. Klager verbleef voor zijn deelname aan het p.p. in een z.b.b.i. Klager is gedurende zijn deelname aan het p.p. naar het buitenland gegaan. Hiermee heeft hij
willens
en wetens de met hem gemaakte afspraken genegeerd. Klager is bij een verkeerscontrole op 13 november 2011 aangehouden. De Duitse politie heeft klager in bewaring genomen, omdat hij zich niet kon legitimeren. Klager kon zich daardoor niet tijdig melden.
Hij is vervolgens als voortvluchtige geregistreerd. Op 25 november 2011 is klager ingesloten in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad. De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft
aangetoond dat hij zich niet aan de met hem gemaakte afspraken kan houden en derhalve is er geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Bosch heeft eerder negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden aan klager.
De politie heeft geen bezwaar tegen het verlofadres.
De vrijhedencommissie van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Klager is naar het buitenland gegaan, hetgeen in strijd was met de voorwaarden. Klager heeft zich niet aan de regels gehouden en derhalve is
er
geen vertrouwen meer in een goed verloop van het verlof. De vrijhedencommissie heeft tevens rekening gehouden met het feit dat het de gewoonte is om de eerste verlofaanvraag na een onttrekking aan detentie of het mislukken van een regimair verlof af te
wijzen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3285 dagen met aftrek, wegens moord.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken blijkt dat klager zich tijdens zijn p.p. op 13 november 2011 in het buitenland heeft begeven, hetgeen in strijd was met de gemaakte afspraken. Naar aanleiding hiervan is klagers deelname aan het p.p. beëindigd en is hij teruggeplaatst
naar de p.i. Lelystad. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 28 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven