Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1952/TA, 28 januari 2002, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Verlof  v

Uitspraak

nummer: 01/1952/TA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 25 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 oktober 2001 van de alleensprekende beklagrechter bij Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager is op 26 november 2001 in de inrichting gehoord door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, lid van de beroepscommissie. Het hiervan opgemaakte verslag is aan de uitspraak gehecht.
De beroepscommissie heeft geen bericht van het hoofd van de inrichting ontvangen terzake van verhindering te verschijnen ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdamte Amsterdam.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter
Het beklag betreft het toezicht van uitsluitend mannelijk personeel bij gelegenheid van klagers verloven buiten de kliniek.

De alleensprekende beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij wordt in zijn verlofmogelijkheden beperkt door de onderhavige beslissing, aangezien er gebrek aan mannelijk personeel is. Hij voelt zich in vergelijking met andere verlofgangers dan ook gediscrimineerd en tekort gedaan door deniet gemotiveerde beslissing. Zijn naam als vrouwenversierder kan hij wegens verschillende fysieke beperkingen niet meer waar maken. Bovendien zal een vrouwelijk personeelslid voor het duwen en laden van zijn rolstoel altijdgeassisteerd moeten worden door een mannelijke medebewoner.
Klager stelt ten onrechte niet te zijn gehoord door de voorzitter van de beklagcommissie, die tevens heeft verzuimd de uitspraak te ondertekenen.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 59, derde lid, BVT bepaalt -voorzover in beroep van belang- dat de voorzitter van de beklagcommissie, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrondacht, als enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift kan afdoen. Artikel 61, eerste lid, BVT bepaalt dat de beklagcommissie klager en het hoofd van de inrichting in de gelegenheid stelt omtrent het klaagschriftmondelinge opmerkingen te maken, tenzij zij het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. Blijkens de stukken heeft de secretaris van de beklagcommissie het verweerschrift van hethoofd van de inrichting d.d. 18 september 2001 naar klager doorgezonden, waarop klager bij brief van 20 september 2001 schriftelijk heeft gereageerd. Gelet op de te dezen gevolgde procedure en op de inhoud van de uitspraak houdt deberoepscommissie het ervoor dat de voorzitter het beklag niet aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond, doch van eenvoudige aard heeft geacht. De gevolgde procedure vertoont overeenkomst met deschriftelijke behandeling van een beroep door de beroepscommissie aan wie de BVT een dergelijke behandeling heeft voorbehouden. Het vorenstaande leidt ertoe dat klager en het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld haddenmoeten worden mondelinge opmerkingen omtrent het klaagschrift te maken. De beroepscommissie heeft dan ook gedaan, hetgeen de (voorzitter van de) beklagcommissie had moeten doen, en zowel klager als het hoofd van de inrichting in degelegenheid gesteld tot het maken van mondelinge opmerkingen omtrent het klaagschrift.
Met betrekking tot de ondertekening van de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter merkt de beroepscommissie op dat in strijd met artikel 65, tweede lid, BVT slechts de secretaris de uitspraak heeft ondertekend zondervermelding van de reden van het ontbreken van de ondertekening door de voorzitter. Aan deze omissie worden geen gevolgen verbonden.

De beroepscommissie verstaat het beroep als te zijn gericht tegen de beslissing zoals geformuleerd onder 1. Ingevolge artikel 50 , eerste lid, BVT, voorzover in beroep van belang, kan het hoofd van de inrichting, met machtiging vande Minister, de ter beschikking gestelde verlof verlenen zich al dan niet onder toezicht buiten de inrichting te begeven. Aannemelijk is geworden dat ten aanzien van het toezicht bij klagers verlof buiten de inrichting door ofnamens het hoofd van de inrichting op grond van klager betreffende verplegings- en behandelingseisen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid de aard van het toezicht zo te bepalen dat klager buiten de kliniek niet meer doorvrouwelijke, doch slechts door mannelijke personeelsleden wordt begeleid. Dit betreft naar het oordeel van de beroepscommissie geen bijzondere, het gedrag van klager betreffende voorwaarde aan het verlof als bedoeld in het tweedelid van artikel 50 BVT. Voorts is aannemelijk geworden dat klagers bezwaar zich niet zo zeer richt tegen begeleiding door mannelijk personeel, doch veeleer tegen de gevolgen van de bestreden beslissing voor zijn verlofmogelijkheden,nu er naar zijn stelling onvoldoende mannelijk inrichtingspersoneel beschikbaar is om hem buiten de inrichting te begeleiden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is in dit verband geen sprake van schending van enig recht.
Voorzover het beroep is bedoeld te zijn gericht tegen de intrekking van klagers verlof had klager niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beklag, nu van intrekking van verlof dat een aaneengesloten periode van meer dan eenweek heeft geduurd niet is gebleken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 28januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven