Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4421/GA, 26 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4421/GA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 november 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede [...], rechtsbijstandverlener, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klagers bezoek zonder toezicht (BZT) op 21 juli 2011 te vroeg is beëindigd.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het beklag is niet gericht tegen een algemene regel, maar tegen de schending van artikel 38 van de Pbw en zijn recht op bezoek, waardoor
klager
ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag. Klagers BZT heeft op 21 juli 2011 één uur en veertig minuten geduurd, hetgeen betekent dat klager twintig c.q. vijf minuten te weinig BZT gekregen. Volgens de huisregels worden gedetineerden in de
gelegenheid gesteld om gedurende twee uur per week bezoek te ontvangen. BZT komt in de plaats van bezoek. Voor BZT is in de huisregels bepaald dat gedetineerden zoveel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld om één uur en vijfenveertig minuten BZT te
genieten. De directeur heeft een voorbehoud gemaakt en het BZT-moment ingekort ten opzichte van regulier bezoek. Dat de BZT ruimte moet worden schoongemaakt dient niet voor rekening van klager te komen. Het beklag dient derhalve gegrond te worden
verklaard

De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. Voorts heeft de directeur benadrukt dat op grond van de Pbw een gedetineerde recht heeft op minimaal één uur bezoek per week.

3. De beoordeling
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 38, eerste lid, van de Pbw is de beroepscommissie van oordeel dat een klacht over de beperking van het recht op bezoek (zonder toezicht) moet worden aangemerkt als een beklagwaardige beslissing als bedoeld in
artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie mitsdien vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Ingevolge artikel 38, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht gedurende ten minste één uur per week bezoek te ontvangen. In artikel 3.8.1 van de huisregels van de p.i. Alphen aan den Rijn is het volgende bepaald: “U heeft recht op ten
minste één uur bezoek per week. Zoveel mogelijk zult u in de gelegenheid worden gesteld om twee uur bezoek per week te genieten”. Ten aanzien van BZT is in artikel 3.8.1 van de huisregels bepaald: “Een bezoek zonder toezicht duurt in ieder geval 1 uur.
Zoveel mogelijk zult u in de gelegenheid worden gesteld om 1 uur en 45 minuten bezoek zonder toezicht te genieten”. Bezoek zonder toezicht kan één keer per maand plaatshebben.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers BZT op 21 juli 2011 na één uur en veertig minuten is beëindigd. De beroepscommissie is van oordeel dat deze beslissing van de directeur niet in strijd is met hetgeen is bepaald in artikel 38, eerste lid, van
de
Pbw noch met hetgeen is bepaald in artikel 3.8.1 van de huisregels. Die huisregels formuleren immers een inspanningsverplichting en gelet op het verschil van vijf minuten kan de beslissing van de directeur niet worden aangemerkt als onredelijk of
onbillijk. Zij zal het beklag derhalve alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.A.M. de Wit en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 26 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven