Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1927/TA, 20 december 2001, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1927/TA

betreft: [klager] datum: 20 december 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 19 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

een behandelcoördinator/psychiater van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 11 oktober 2001 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord klager. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Van het hoofd van de inrichting is geen bericht van verhindering tot verschijning ter zitting ontvangen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de separatie van 4 juni 2001 tot 15 juni 2001 in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting en van afwending van ernstig gevaar voor klagers gezondheid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, voorzover dat betrekking heeft op de periode van 6 juni 2001 tot 15 juni 2001, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
De behandelcoördinator en psychiater [...] heeft in beroep schriftelijk het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Elke dag hebben hij en het behandelteam de noodzaak van voortzetting van klagers separatie beoordeeld. Klager lijdt aan een schizo-affectieve stoornis bij een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, welk schizofreen aspect oordeel- enkritiekstoornissen tot gevolg heeft. Ten tijde van de separatie was klager in een hypomane toestand, gekenmerkt door psychomotorische ontremming, en daardoor in zijn handelen onvoorspelbaar met een voortdurende dreiging van fysiekeagressie. Klager respecteert in zijn ontremmingstoestand niet de persoonlijke territoria, waardoor de veiligheid van de sociotherapeuten in het gedrang komt. De noodzaak tot klagers separatie was gelegen in zijn uit zijnborderlinepersoonlijkheidsstoornis voortkomende impulsiviteit, affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming en inadequate, intense woede of moeite zijn kwaadheid te beheersen, welke kenmerken werdenversterkt door zijn ontremd, psychotisch toestandsbeeld in die periode. In dergelijke situaties schiet medicatie tekort voor het waarborgen van de orde en veiligheid en klager is alsdan niet medicatietrouw. De op complexe,onvoorspelbare manier op elkaar inwerkende componenten van klagers stoornissen maakten de separatie en de duur ervan noodzakelijk voor afwending van gevaar voor derden. De separatie bleek intussen zijn psychische toestand ten goedete komen.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Hij is boos geweest ten tijde van de separatie, omdat deze maatregel hem voor de derde keer trof. Hij kan zich thans voorstellen dat zijn toestand zodanig was dat tot separatie is beslist. Zijn instabiliteit is hoogstwaarschijnlijkveroorzaakt door de wijziging in november 2000 van zijn medicatie. Tijdens de onderhavige separatie is beslist hem opnieuw Cisordinol voor te schrijven, waarna het allengs beter met hem ging. Hij is sedertdien niet opnieuwgesepareerd en verblijft sinds enkele weken in de F.P.K. De Meren. Klager is het eens met de uitspraak van de beklagcommissie dat er na 6 juni 2001 geen noodzaak meer was de separatie voort te zetten, alsmede dat de voortzettingslechts was gebaseerd op behandeltechnische argumenten. Klager heeft tijdens de separatie afwisselend verbleven in een zogenaamde separeercel, een kale verblijfsruimte met douche, toilet, tafel en bedblok, en in een isoleercel, waarslechts een toilet en een bedblok tot de inventaris behoren. Desgevraagd verklaart klager niet te weten of de door de behandelcoördinator in de toelichting beschreven symptomen op hem van toepassing waren. Hij heeft debehandelcoördinator tijdens de separatie niet gezien.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 67, eerste lid, BVT, voorzover in beroep van belang, kan het hoofd van de inrichting beroep instellen bij de beroepscommissie door het indienen van een met redenen omkleed beroepschrift. Het beroep d.d. 18 oktober2001 is tijdig ingediend. De inhoud van het beroepschrift luidt: "Tegen de beslissing van de beklagcommissie d.d. 11 oktober jl. en met als kenmerk CvT1/07 stellen wij beroep in. De gronden worden later aangevuld. Met vriendelijkegroet, [...], Psychiater Behandelcoördinator". Bij brief van 20 november 2001 heeft laatstgenoemde het beroep van gronden voorzien. Onderaan deze brief staat bij een asterisk geschreven: [Psychiater Behandelcoordinator] zal niet bijeen beroepszitting aanwezig zijn".
Uit telefonisch navraag door de secretaris van de beroepscommissie op 27 november 2001 bij de inrichting bleek dat aldaar niet bekend was of (een vertegenwoordiger van) het hoofd van de inrichting, ter zitting zou verschijnen teneinde te worden gehoord.
Uit de stukken is niet gebleken dat het hoofd van de inrichting de uitoefening van zijn bevoegdheid ex artikel 67, eerste lid, BVT -het instellen van beroep- heeft overgedragen aan de indiener van het beroepschrift, terwijl evenminis gebleken dat het hoofd van de inrichting met machtiging van het bestuur de indiener van het beroepschrift als zijn vervanger heeft aangewezen. Dit leidt ertoe dat het beroepsschrift naar het oordeel van de beroepscommissieonbevoegd is ingediend en dat derhalve het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de beroepscommissie derhalve niet toe.
De uitspraak van de beklagcommissie blijft dan ook in stand, zodat de beklagcommissie, na het hoofd van de inrichting te hebben gehoord, zal bepalen of tegemoetkoming aan klager geboden is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 20december 2001.

secretaris voorzitter

nummer: 01/1927/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het verhoor van klager door de voorzitter en een lid van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden op 27 november 2001, gehouden in de penitentiaireinrichtingen Amsterdam te Amsterdam, bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord is klager.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager zegt boos te zijn geweest ten tijde van de separatie, omdat deze maatsregel hem voor de derde keer trof. Hij kan zich thans voorstellen dat zijn toestand toentertijd zodanig was dat hij gesepareerd diende te worden. Zijninstabiliteit is hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door in november 2000 zijn medicatie te wijzigen. Tijdens de onderhavige separatie is beslist hem opnieuw Cisordinol voor te schrijven, waarna het allengs beter met hem ging. Hij issedertdien niet opnieuw gesepareerd en verblijft sinds enkele weken in de F.P.K. De Meren. Hij vindt het daar prettig vanwege de betere verpleging, de geringere druk, het ontbreken van wachttijden voor therapieën, alsmede de aardvan de groep medeverpleegden.
Klager is het eens met de uitspraak van de beklagcommissie dat er na 6 juni 2001 geen noodzaak meer bestond de separatie voort te zetten, alsmede dat slechts behandeltechnische argumenten aan de voortzetting ervan ten grondslaglagen. Klager heeft tijdens de separatie afwisselend verbleven in een zogenaamde separeercel, een kale verblijfsruimte met douche, toilet, tafel en bedblok, en in een isoleercel, waarvan slechts een toilet en een bedblok deel van deinventaris uitmaken.
Desgevraagd verklaart klager niet te weten of de door de behandelcoördinator beschreven symptomen op hem van toepassing waren. Hij heeft de behandelcoördinator in de onderhavige periode niet gezien.

secretaris voorzitter

Naar boven