Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4364/GB, 3 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/4364/GB

Betreft: [klager] datum: 3 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 1 maart 2012 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar Paviljoen C van de locatie Westlinge te Heerhugowaard, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 september 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard. Op 11 november 2011 is hij geselecteerd voor overplaatsing naar Paviljoen C van de locatie Westlinge,
een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst omdat hij drugs zou hebben gebruikt. In de beslissing van 11 november 2011 wordt dit drugsgebruik niet nader geduid en in de beslissing op bezwaar van 9 december
2011 wordt niet ingegaan op hetgeen in het bezwaarschrift is aangevoerd. De bestreden beslissing is volgens klager dan ook onvoldoende gemotiveerd. Ook is het penitentiair dossier, ondanks het verzoek van klagers gemachtigde om toezending hiervan, niet
aan klager of zijn gemachtigde gezonden. Verder klopt het volgens klager niet dat hij drugs zou hebben gebruikt. De laatste tijd kloppen de uitslagen van urinecontroles niet. Klager had bij een urinecontrole na afloop van zijn verlof ineens een te laag
kreatininegehalte, namelijk 1.5 mmol/l. Hij had tijdens zijn verlof zeevruchtensoep gegeten. Wellicht dat dit de oorzaak van het te lage kreatininegehalte was. Bij de tweede urinecontrole, een aantal dagen later, had klager een nog lager
kreatininegehalte, namelijk 1.3 mmol/l. Klager was die dag op zijn werk, dus in een gecontroleerde omgeving, en had alleen wat koffie gedronken. Klager heeft nooit eerder gedoe gehad bij urinecontroles. Bij deze tweede urinecontrole scoorde klager ook
ineens positief op THC. Dat is voorheen ook nooit gebeurd. Klager heeft al maanden niet meer gebruikt. Hij heeft misschien een paar haaltjes van een joint van iemand anders gerookt. Hij had geen shag meer en hij wist niet dat dit een joint was. Hij
proefde het niet direct. Het THC-gehalte bij de urinecontrole was ook maar heel laag. Dit kan geen joint geweest zijn. Klager weet niet wat de uitslag is van het herhalingsonderzoek. Hij heeft deze uitslag niet gekregen en is niet bij machte om de
uitslag alsnog te verkrijgen. De einddatum van klagers detentie is in mei 2012. Klager was al bij de gemeente ingeschreven als woningzoekende.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is vanuit de b.b.i. van de locatie Westlinge te Heerhugowaard overgeplaatst naar Paviljoen C van de locatie Westlinge omdat hij zowel bij een urinecontrole op 23
oktober 2011 als bij een urinecontrole op 27 oktober 2011 een te laag kreatininegehalte had. Volgens de nota Drugsontmoedigingsbeleid wordt een te laag kreatininegehalte gelijkgesteld aan het gebruik van harddrugs. Bij de urinecontrole op 27 oktober
2011 heeft klager tevens positief gescoord op THC. De combinatie van het te lage kreatininegehalte en de positieve score op THC, leidt er volgens de selectiefunctionaris toe dat klager niet meer geschikt is voor verblijf in een b.b.i. In een b.b.i.
wordt immers veel van de eigen verantwoordelijkheid van een gedetineerde gevraagd. Klager was op de hoogte van de consequenties van het gebruik van drugs en het was zijn eigen keuze om toch drugs te gebruiken. Ten slotte geeft de selectiefunctionaris
aan dat klager nooit de uitslag van het herhalingsonderzoek aan haar heeft meegedeeld.

4. De beoordeling
4.1. Paviljoen C van de locatie Westlinge is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele
gemeenschap worden geplaatst.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager
tweemaal bij een urinecontrole een te laag kreatininegehalte had, hetgeen wordt gezien als frauderen bij het afnemen van een urinecontrole. Tevens heeft klager positief gescoord op het gebruik van THC. De beroepscommissie is van oordeel dat het
voorgaande een contra-indicatie vormt voor continuering van klagers verblijf in een b.b.i. met reguliere verlofmogelijkheden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven