Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4084/GA, 3 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4084/GA

betreft: [klager] datum: 3 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 14 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Ter Apel voormeld, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2012, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager en namens de directeur van de p.i. Ter Apel, [...], juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat klager op 3 augustus 2011 door nalatigheid van de directeur op een natte vloer is uitgegleden en hierdoor blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 7,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het geval dat sprake is van een brandalarm, gaat het dak automatisch open. Als het dan regent, wordt de vloer nat. Het dak blijft niet langer
open dan noodzakelijk is. In de melding staat niet dat in dit geval ook sprake was van een brandalarm. Het is dan ook niet duidelijk of het water door het open dak kwam. Ook is het niet duidelijk hoe lang het water precies op de vloer heeft gelegen,
maar vermoedelijk was dit niet langer dan vijf of tien minuten. Op het moment dat er water op de vloer ligt, wordt er namelijk altijd vrijwel direct gedweild. De directeur denkt niet dat het mogelijk is dat het water zich in de tijd dat klager in de
rookruimte was, meters ver heeft verspreid. De beklagrechter heeft overwogen dat onbestreden vast staat dat gedetineerden er eerder op hebben gewezen dat er water op de vloer lag. Dit is niet bestreden omdat hiervan geen melding is gemaakt in het
schriftelijk verslag of in het klaagschrift.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geen brandalarm gehoord. Hij ging naar de rookkamer en zag op dat moment dat er water op de vloer lag. In de rookkamer heeft klager een kopje
koffie gedronken. Toen klager met een kopje in zijn hand uit de rookkamer liep, gleed hij uit over het water. Er lag inmiddels veel meer water op de vloer en het water had zich meters ver verspreid. Klager heeft eerder waargenomen dat het ook ergens
anders lekte.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat voorafgaand aan het incident sprake was van een brandalarm. Klager heeft verklaard dat hij onderweg naar de rookruimte heeft waargenomen dat er water op de grond lag. Niet is gebleken
dat klager op dat moment, als gewaarschuwd man, het personeel van de inrichting van het natte vloeroppervlak op de hoogte heeft gesteld, dan wel dat hij op eigen initiatief het water zelf heeft opgeruimd. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie
van oordeel dat in dit geval onvoldoende is gebleken dat de directeur zijn zorgplicht voor een veilige leefomgeving binnen de inrichting heeft geschonden. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden
vernietigd. Het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven