Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4135/TA, 21 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4135/TA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

voor zover hiertegen beroep is ingesteld, gericht tegen een uitspraak van 17 november 2011 van de beklagcommissie bij het FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw [...], en namens het hoofd van voormelde inrichting [...], juridisch medewerker en [...], psychiater. Klager
heeft
geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het voorschrijven van libidoremmende medicatie.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ontvankelijk in zijn beklag. Ten eerste is sprake van dwangmedicatie omdat dit een verlofvoorwaarde is. Ten tweede is sprake van toepassing van standaard beleid. Na de beklagzitting is er overleg geweest tussen klager en het hoofd behandeling
om te bezien of de medicatie kan worden gestopt. Klager heeft tijdelijk geen verlof genoten en hij is gestopt met libidoremmende medicatie. Zijn gedrag is geëvalueerd. De uitkomst is dat er geen sprake is van wijziging van klagers gedrag. Daarom wordt
op dit moment gewerkt aan een wijziging van de verlofaanvraag. Deze aanvraag wordt bekeken door de interne verlofcommissie. Het is de bedoeling dat deze aanvraag ook naar de Minister gaat. Klager is blij met deze ontwikkelingen. Hij wordt nu
individueel
behandeld. Klager wil graag een uitspraak van de beroepscommissie omdat hij een jaar lang libidoremmende medicatie heeft moeten innemen om met verlof te kunnen gaan, terwijl dit niet noodzakelijk was. Klager wil hiervoor gecompenseerd worden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vanuit behandelinhoudelijke argumenten is het belangrijk om in gedrag te interveniëren met libidoremmende medicatie. Het recidiverisico van klager is hoog. Er moeten uitzonderlijke zwaarwegende redenen zijn om hiervan af te zien. Er is wel degelijk
sprake van een individuele behandeling van klager. Het verlof van klager is aangehouden. Hij gebruikt nu geen medicatie omdat de behandelaar dit niet geïndiceerd vindt. De gewijzigde verlofaanvraag is nog niet beoordeeld. Klager is niet-ontvankelijk in
zijn beklag. Hiervoor wordt verwezen naar vaste jurisprudentie.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard omdat het voorschrijven van libidoremmende medicatie – kort gezegd – medisch handelen betreft. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie wordt het medisch handelen
aangemerkt als de wijze waarop de zorgplicht wordt betracht. Ingevolge artikel 56, vierde lid, van de Bvt staat hiertegen geen beklag open. De beroepscommissie heeft – gezien het verhandelde ter zitting –begrepen dat het beklag meer omvat dan de
voorgeschreven medicatie. Klager klaagt namelijk ook over het feit dat geen sprake is van een individuele behandeling en van het toepassen van standaard beleid. De beroepscommissie oordeelt dat een ruime interpretatie van het beklag eveneens
onvoldoende
grond oplevert om tot ontvankelijkheid te kunnen komen, nu deze uitbreiding ook de wijze van het betrachten van de zorgplicht betreft. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het
beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr.dr. E.J. Hofstee, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 21 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven