Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4497/GM, 16 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4497/GM

betreft: [klager] datum: 16 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 december 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 februari 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.B.J.G.M. Schyns.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 november 2011, houdt in dat klager geen adequate medische hulp is geboden voor wat betreft zijn kuitklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Op 14 oktober 2011 heeft klager een blessure opgelopen op de luchtplaats. Klager is daarmee naar de medische dienst gegaan en die haalde de fysiotherapeut erbij, omdat de inrichtingsarts niet aanwezig was. De fysiotherapeut heeft een scheur in de
kuitspier geconstateerd en zijn kuit ingetapet. Op 20 oktober 2011 constateerde de fysiotherapeut opnieuw dat klager bepaalde bewegingen niet kon maken en adviseerde hij opnieuw een echo om ernstig letsel uit te sluiten. Hij heeft dit ook in het
verslag
weergegeven. Dit is niet terug te vinden in de medische informatie.
Op 21 oktober 2011 heeft klager een gesprekje gehad met de waarnemend inrichtingsarts die een echo niet noodzakelijk vond. Het zou vanzelf wel over gaan. De waarnemend inrichtingsarts heeft niet eens naar de spier gekeken. Hij zei dat klager beter was
en niet meer arbeidsongeschikt was.
De waarnemend inrichtingsarts had klager naar het ziekenhuis moeten doorverwijzen om ernstig letsel uit te sluiten. De fysiotherapeut is overruled door de inrichtingsarts.
Klager is weer gaan werken, maar op 27 oktober 2011 waren zijn onderbeen en kuit tweemaal zo dik als normaal. De waarnemend inrichtingsarts heeft hem op cel gezien, maar geweigerd om hem naar het ziekenhuis te sturen. Vanaf donderdag 27 oktober 2011
tot
maandag 31 oktober 2011 heeft klager extreem veel pijn gehad. Op maandag 31 oktober 2011 is hij door de inrichtingsarts doorverwezen naar het ziekenhuis, waar werd geconstateerd dat zijn spier van binnenuit in de lengte was gescheurd. Het ging om een
partiële spierruptuur. Klager had een bloeding in zijn been gehad en kon zijn kuitspier niet bewegen. De spier had gehecht moeten worden. Zijn rugklachten zijn veroorzaakt door de gescheurde kuitspier. Dit blijkt uit de uitslag van de MRI-scan en dit
is
door de neuroloog bevestigd. Klager zal in zijn functioneren nu altijd beperkt blijven. Hij weet niet hoe het over twee tot vijf jaar met hem zal gaan. Mogelijk is er sprake van blijvende invaliditeit. De schade zal beoordeeld moeten worden door een
onafhankelijke orthopeed.
Klager had trombose kunnen krijgen of een bloedvergiftiging.
Het medisch dossier is onvolledig. Klager wil de fysiotherapeut laten verklaren dat deze tweemaal heeft geadviseerd om klager door te verwijzen, maar hij loopt tegen een muur op, krijgt de fysiotherapeut niet meer te spreken.
De inrichtingsarts heeft op een cynische manier gereageerd, zei ‘wat vervelend voor u’.
De klacht is alleen gericht tegen de eerste twee waarnemende inrichtingsartsen en niet tegen de inrichtingsarts die op 31 oktober 2011 naar zijn been heeft gekeken of tegen de verpleegkundigen.

De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt toegelicht. Klager is door de inrichtingsarts op 31 oktober 2011 gezien en tevoren is hij op 18 oktober 2011 en op 21 oktober 2011 gezien door twee
waarnemers. Op 31 oktober 2011 is de diagnose met een echoscopie bevestigd en diepe veneuze trombose uitgesloten. Op 28 november 2011 is dit herhaald met dezelfde conclusie.
Op 31 oktober 2011 vermeldt de his niets over arbeidsgeschiktheid, maar mobiel blijven is van belang gezien de kans op trombose. De suggestie gedaan door de fysiotherapeut om een echoscopie te maken staat niet in de his.
Na verergering van de klachten na 28 oktober 2011 is klager frequenter door een arts gezien en zijn de klachten verminderd.
Volgens de aantekeningen van de verpleegkundige heeft de inrichtingsarts wel gekeken naar klagers kuit en een diagnose gesteld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat door klager is gesteld en door de inrichtingsarts niet is weersproken dat de fysiotherapeut meermalen heeft gemeld - hoewel dit niet is opgenomen in de his - dat er sprake was van een spierruptuur en een echoscopie
heeft geadviseerd. Door klager is voorts gesteld dat de (waarnemend) inrichtingsarts op 21 oktober 2011 niet heeft gekeken naar zijn spier. In de his is niet opgenomen dat dit wel het geval zou zijn. Nu niet is gebleken dat de adviezen van de
fysiotherapeut door de (waarnemend) inrichtingsartsen zijn meegewogen in de behandelopties en de dossiervorming niet volledig is, is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de (waarnemend) inrichtingsarts(en) kan worden aangemerkt als in
strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Voor wat betreft het toekennen van een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat een andere conservatieve behandeling mogelijk zou zijn geweest c.q. de prognose bij een andere behandeloptie beter zou zijn geweest. Zij ziet
derhalve geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en drs. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven