Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0268/GB, 12 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/268/GB

Betreft: [klager] datum: 12 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Rupert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 oktober 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. Ontvankelijkheid
1.1. Op grond van artikel 73, tweede lid, Pbw wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep indient. Een na afloop van deze termijn ingediend
beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

1.2. De raadsman van klager geeft aan op 21 oktober 2011 per fax namens klager een pro forma beroepschrift te hebben ingediend. In dit beroepschrift is verzocht om een termijn voor het indienen van nadere gronden. Hierop heeft de raadsman nooit een
reactie ontvangen. Inmiddels is gebleken dat het beroepschrift per abuis per fax naar een verkeerde instantie is verzonden. Dit beroepschrift is niet doorgezonden naar de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Verzocht wordt het pro
forma beroepschrift alsnog in behandeling te nemen en een termijn te verlenen voor het indienen van nadere gronden.

1.3. De beroepscommissie stelt vast dat op de beslissing van de selectiefunctionaris van 14 oktober 2011 staat aangegeven hoe en waar per post een beroepschrift kan worden ingediend. De raadsman van klager heeft op de zevende dag na dagtekening van
de bestreden beslissing alleen per fax een beroepschrift ingediend en dit naar een verkeerd faxnummer verstuurd. Eerst drie maanden daarna verzoekt de raadsman om het beroepschrift zonder gronden alsnog in behandeling te nemen. De beroepscommissie is
van oordeel dat het beroepschrift te laat is ingediend en dat klager daarom niet in zijn beroep kan worden ontvangen. Zij overweegt hierbij dat de raadsman zich had moeten vergewissen van het juiste faxnummer van het secretariaat van de RSJ, geruime
tijd eerder dan na drie maanden had moeten nagaan of zijn beroepschrift was aangekomen en minstens op 24 januari 2011 een met redenen omkleed beroepschrift had moeten indienen. Dat de instantie waar het beroepschrift naartoe is gefaxt het beroepschrift
niet heeft doorgestuurd naar de RSJ kan aan dit oordeel en de eigen verantwoordelijkheid van de raadsman in dezen niet afdoen.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven