Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3784/TB, 8 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3784/TB

betreft: [klager] datum: 8 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M. Peeperkorn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 2 november 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. C.M. Peeperkorn om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: Van Mesdag).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 21 juli 2003 geplaatst in FPC Oldenkotte. Deze inrichting heeft op 20 juni 2008 verzocht klager via
ruiling over te plaatsen, waaraan geen gevolg is gegeven omdat geen kliniek bereid was klager op te nemen. Oldenkotte heeft de Staatssecretaris bij brief van 10 januari 2011 opnieuw verzocht klager via ruiling over te plaatsen. De Staatssecretaris
heeft
op 2 november 2011 beslist klager over te plaatsen naar de Van Mesdag. Deze overplaatsing is inmiddels gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil graag terug naar Oldenkotte. Hij kende daar iedereen en voelde zich daar thuis. Het kost hem te veel energie om in de Van Mesdag opnieuw te gaan wennen. Hij is voornemens zich in de Van Mesdag niet anders op te stellen dan hij in Oldenkotte
heeft gedaan. Hij is bereid aan elke behandeling mee te werken, zolang hij het indexdelict niet hoeft te bekennen. Verder voelt klager zich in de Van Mesdag te geïsoleerd. Het is onwenselijk dat hij nu verder van zijn oude woon-/leefomgeving is
verwijderd dan in Oldenkotte het geval was.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Aan de beslissing tot overplaatsing ligt het overplaatsingsverzoek van Oldenkotte ten grondslag. Klagers behandeling was in die inrichting in een impasse geraakt. Het is niet gelukt tot een behandelrelatie te komen, onder andere door delictontkenning
en
de onmogelijkheid om tot een adequaat gesprekscontact met hem te komen. Volgens het behandelteam van Oldenkotte biedt een plaatsing in een andere kliniek wellicht behandelmogelijkheden. De overplaatsingsbeslissing is daarom gerechtvaardigd.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het overplaatsingsverzoek van Oldenkotte van 10 januari 2011.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Nu klagers behandeling in Oldenkotte gedurende langere tijd in een impasse is geraakt, heeft voortzetting van de behandeling in die kliniek geen zin meer. Klager heeft daarom belang bij een behandelpoging in een andere kliniek. De omstandigheid dat
klager zal moeten wennen aan de nieuwe kliniek en mensen om hem heen is onlosmakelijk aan de noodzakelijke overplaatsing verbonden en kan niet leiden tot het oordeel dat klager niet naar de Van Mesdag overgeplaatst had mogen worden.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in de buurt van zijn sociale netwerk, dat dit dient te prevaleren boven het belang van
een
overplaatsing op korte termijn naar de Van Mesdag. Het is aan de inrichting te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn netwerk daarbij wordt betrokken. De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling
wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar de Van Mesdag bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven