Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0626/GV, 17 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/626/GV

betreft: [klager] datum: 17 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 19 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 13 maart 2002 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
De preventieve hechtenis van klager is op 6 maart 2002 door de rechtbank te Zwolle geschorst, onder andere voor begeleiding door de verslavingszorg en het regelen van zaken voor het gezin van klager. Vervolgens bleek dat hij nog eenoude straf uit diende te zitten, waardoor het hulpverleningstraject vertraging oploopt. Klager wil deze straf wel uitzitten, maar op een ander tijdstip.
De kinderen van klager worden thans door zijn moeder verzorgd. Klager wil met haar een gesprek over de zeggenschap over de kinderen en dat is niet mogelijk in het huis van bewaring. Als dit gesprek niet plaatsvindt, dreigt klager dezeggenschap over zijn kinderen te verliezen.
Het vierjarige zoontje van klager is recentelijk opgenomen in het ziekenhuis. De oorzaak van de opname ligt volgens de behandelaars onder andere aan het gemis van zijn vader.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking om zijn kinderen, die thans bij zijn moeder wonen, onder te brengen bij zijn vriendin, bij wie hij na detentie zal gaan wonen. De Minister is van mening dat geen sprake is van eenonverwachte, uitzonderlijke gebeurtenis waarvoor een tijdelijke afwezigheid buiten de penitentiaire inrichting noodzakelijk is. Klagers vriendin kan de onderbrenging van de kinderen bij haar zelf regelen.
Bovendien is sprake van contra-indicaties voor het verlenen van strafonderbreking. Ten aanzien van klager is sinds 1986 sprake van veelvuldige recidive. Proeftijden en bijzondere voorwaarden vormden voor hem geen beletsel. Thans issprake van een openstaande zaak. Klager geeft zelf aan dat hij daarvoor op 16 mei a.s. voor moeten komen. De zaak houdt verband met door klager, mede als gevolg van zijn alcoholverslaving, gepleegde delicten. Hij heeft aangegeven inaanmerking te willen komen voor plaatsing in een afkickkliniek. Klager kan zelf bewerkstelligen dat de einddatum van zijn detentie dichterbij komt, door de boetevonnissen te betalen.

Vanuit de locatie Groningen te Groningen is aangegeven dat de preventieve hechtenis van klager op 6 maart 2002 door de rechtbank te Zwolle is geschorst. De reden is dat hij tijd zou krijgen om zijn leven op de rails te zetten.Klagers kinderen zijn na de scheiding aan hem toegewezen. Ze wonen thans bij zijn moeder, met wie klager geen contact meer heeft. Hij wil zijn kinderen onderbrengen bij zijn vriendin, bij wie hij na de detentie gaat wonen. Er zijnstukken op de rechtbank aanwezig, waaruit blijkt dat hij op korte termijn een vast onderkomen voor zijn kinderen moet regelen. Doet hij dit niet, dan zal de Raad voor de kinderbescherming zich over hen ontfermen en raakt hij zekwijt. De inrichting kon klager, ondanks de schorsing, niet laten weggaan, omdat hij nog vier vervolgvonnissen heeft staan waardoor hij pas in september 2002 vrij komt. De inrichting heeft getracht de documenten van hetschorsingsverzoek te achterhalen bij de rechtbank. Het bleek niet mogelijk de stukken op korte termijn te ontvangen. De inrichting moet dus afgaan op de verhalen van klager, zijn vriendin en zijn advocaat.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van 49 dagen terzake van flessentrekkerij. De einddatum valt op 24 april 2002. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van in totaal 144 dagen te ondergaan.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, danniet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De beroepscommissie overweegt vooreerst dat hetgeen namens klager over zijn vierjarig zoontje en diens recente ziekenhuisopname naar voren is gebracht buiten haar beoordeling valt, nu dit eerst in beroep aan de orde is gekomen.

Met betrekking tot het verzoek om strafonderbreking oordeelt de beroepscommissie dat dit door of namens klager op geen enkele wijze met schriftelijke stukken is ondersteund. De toewijzing van de schorsing preventieve hechtenis doorde rechtbank vormt hiertoe onvoldoende grond.
Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting, zij het op andere gronden, niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven