Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4224/GA, 7 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4224/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. de Bont, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om klager een compensatie van € 250,- toe te kennen teneinde de beklagzaak waarin de beklagcommissie op 18 oktober 2010 uitspraak heeft gedaan, af te handelen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft schriftelijk aangevoerd dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de beklagrechter.

De directeur heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de uitspraak van de beklagrechter.

3. De beoordeling
Bij uitspraak van 18 oktober 2010 heeft de beklagrechter bij de p.i. Nieuwegein op een klacht van klager geoordeeld dat het insluiten gedurende de tijd die bestemd is voor het nuttigen van de middagmaaltijd onjuist is, omdat er geen sprake was van een
gebouwelijke onmogelijkheid en er ook geen andere feiten en omstandigheden bekend waren die het insluiten rechtvaardigden. Besloten werd klager met ingang van 8 oktober 2010 een tegemoetkoming van € 5,- per dag toe te kennen. Dit bedrag werd redelijk
geacht zolang klager was ingesloten gedurende de tijd die bestemd is voor het nuttigen van de middagmaaltijd. De directeur is tegen deze beslissing niet in beroep gegaan. Tegen een gelijkluidend oordeel van diezelfde beklagcommissie van 4 oktober 2010
op een inhoudelijk zelfde (groeps)klacht heeft de directeur wel beroep ingesteld. De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 7 januari 2011 met nr. 10/3147/GA en 10/3031/GA geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat het gezamenlijk nuttigen van
de
maaltijden stuit op bouwkundige belemmeringen en mitsdien het beroep van de directeur gegrond verklaard. De directeur heeft op 11 januari 2011 enkele gedetineerden benaderd met een compensatievoorstel van € 30,-, ter afhandeling van de beklagzaak
waarin
de beklagcommissie op 18 oktober 2010 uitspraak heeft gedaan. Klager heeft dit voorstel geweigerd. De directeur heeft vervolgens op 9 augustus 2011 ten behoeve van klager een compensatie van € 250,-vastgesteld. Tegen deze beslissing heeft klager beklag
ingediend. Bij de thans bestreden beslissing heeft de beklagrechter geoordeeld dat aan klager € 5,- per dag toekomt zolang de directeur klager niet in de gelegenheid heeft gesteld in gemeenschap de maaltijd te nuttigen maar dat deze uitspraak - ondanks
dat er door de door de directeur geen beroep tegen is ingesteld - in een ander daglicht is gesteld door voormelde uitspraak van de beroepscommissie. De beklagrechter is tot de conclusie gekomen dat klager niet langer een beroep kan doen op de uitspraak
van 18 oktober 2010. Een en ander neemt volgens de beklagrechter niet weg dat in de periode vanaf 18 oktober 2010 tot 7 januari 2011 wel de compensatie van € 5,- per dag aan klager betaald had moeten worden. De beklagrechter komt tot de slotsom dat het
door de directeur gebodene meer dan redelijk is.

De tegemoetkoming dient voor geleden ongemak tussen de datum van het indienen van beklag en de beslissing van de beklagcommissie. De beroepscommissie kan zich verenigen met de door de directeur geboden compensatie van € 250,-. Gelet op het voorgaande
dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.A.M. de Wit en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven