Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2175/GA, 7 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2175/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Calis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 mei 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.E. Calis, en [...], juridisch medewerker bij de locatie
Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de toepassing van disproportioneel geweld door het Interne Bijstandsteam (IBT) bij een strafcelplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Kernpunt van het beklag en beroep is dat er door het IBT te zwaar is ingezet. In het daaromtrent opgemaakte verslag staat dat klager met geweld in de verblijfsruimte omver is gelopen. Daarbij is zijn kleding en een ketting in het ongerede geraakt.
Klager is tijdens het transport buiten bewustzijn geraakt. Dat mag volgens klager niet worden aangemerkt als verzet tegen de overbrenging. Klager heeft ongeveer 10 minuten geboeid op de grond gelegen en heeft vervolgens 24 uur naakt in de strafcel
moeten doorbrengen. Klager ondervindt nog steeds de gevolgen van dit voorval en moet daar ook medicatie voor innemen. Inmiddels is klager overgeplaatst naar het PPC naar aanleiding van de traumatische gevolgen van dit voorval. Klager stelt zich op het
standpunt dat er sprake is geweest van onvoldoende zorgvuldig handelen en dat de inzet van het IBT als disproportioneel moet worden aangemerkt.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is inderdaad omvergelopen door medewerkers van het IBT. Dat is een standaardprocedure als er geen gevolg wordt gegeven aan de opdrachten om mee te werken aan de overbrenging naar de strafcel. Medewerkers van het IBT constateerden dat klager
lijdzaam verzet bood en men heeft hem toen meegenomen naar de strafcel. Van een bewustzijnsverlies is niet gebleken. Indien klager normaal had meegewerkt aan de plaatsingsprocedure, had de toepassing van geweld kunnen worden voorkomen. Reden voor de
overbrenging door het IBT was dat klager weigerde mee te werken aan de verwijdering van de televisie van zijn cel. Nadat hij dit meerdere malen had geweigerd, heeft de directeur besloten het IBT in te schakelen. Door het IBT is conform het daarvoor
geldende protocol gewerkt. Daarbij is niet meer geweld gebruikt dan strikt noodzakelijk. Na de strafcelplaatsing is klager direct gezien door de verpleegkundige.

3. De beoordeling
Vastgesteld kan worden dat klager op 2 november 2010 door het IBT vanuit zijn verblijfsruimte is overgebracht naar een strafcel. Uit het ter zake opgemaakte Inzetformulier van het IBT van 2 november 2010 komt naar voren dat bij die strafcelplaatsing
door medewerkers van het IBT geweld is gebruikt. Toepassing van dergelijk geweld is toegelaten, mits de betreffende gedetineerde niet meewerkt aan (als in onderhavig geval) een strafcelplaatsing en daarbij niet meer geweld wordt gebruikt dan strikt
noodzakelijk is. Op grond van het namens klager overgelegde (deel van het) medisch dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, wordt voldoende aannemelijk dat het toegepaste geweld als disproportioneel kan worden gekwalificeerd en dat de
overbrenging naar de strafcel dus met meer geweld heeft plaatsgevonden dan in dat kader strikt noodzakelijk was. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, indien klager zich niet kan verenigen met het (medisch) handelen van de inrichtingsarts en/of – verpleegkundige, hij zich ter bemiddeling kan richten tot het hoofd van de medische dienst van de locatie
Zoetermeer en, indien die bemiddeling niet tot het door hem gewenste resultaat leidt, beroep kan instellen bij de Raad.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven