Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0121/GV, 27 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/121/GV

betreft: [klager] datum: 27 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 januari 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De huurovereenkomst van klagers woning is op 23 december 2011 bij vonnis van de kantonrechter ontbonden en klager dient binnen veertien dagen na 23 december 2011 het gehuurde te ontruimen. Voor
een dergelijke ontruiming kan verlof worden verleend. Klager heeft belang bij dat verlof, omdat hij geen familie of vrienden heeft die deze ontruiming voor hem kunnen verrichten en hij ook geen financiële middelen heeft om die ontruiming door een
professionele partij te laten verrichten. De omstandigheid dat hij bezoek ontvangt, wil niet zeggen dat die personen hem behulpzaam zouden kunnen zijn bij de ontruiming. Ten aanzien van het door de selectiefunctionaris genoemde softdrugsgebruik van
klager geldt dat hij daarvoor niet is gesanctioneerd. Van de eerste positieve uitslag geldt dat deze werd aangemerkt als restwaarde van gebruik voor detentie en bij de tweede positieve score zijn formele fouten gemaakt in de procedure. Tenslotte merkt
klager nog op dat, nu het Openbaar Ministerie (OM) positief heeft geadviseerd ten aanzien van verlof onder begeleiding, niet valt in te zien dat het ontbreken van een risicoanalyse een afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof kan rechtvaardigen.
Overigens is de beslissing van de Staatssecretaris zodanig laat genomen en uitgereikt, dat een ontruiming door verzoeker zelf niet langer reëel is. Klager verzoekt het beroep gegrond te willen verklaren met toekenning van een financiële
tegemoetkoming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door en namens klager is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij geen beroep zou kunnen doen op derden bij de ontruiming van zijn woning. Klager ontvangt tijdens zijn verblijf in de p.i. van meerdere personen bezoek. Bij de beoordeling is voorts
meegewogen dat klager tijdens detentie meerdere malen positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs en dat er nog geen risicoanalyse is afgenomen. Tenslotte wordt nog aangevoerd dat het belang aan het beroep zou zijn komen te ontvallen nu de
woning binnen veertien dagen na de uitspraak van de kantonrechter moet zijn ontruimd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daarbij verwezen naar de onmogelijkheid van het bieden van begeleiding bij de ontruiming van de woning en naar het ontbreken van een
risicoanalyse.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een incidenteel verlof, bij voorkeur onder begeleiding.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De wettelijk vroegst mogelijke datum van zijn invrijheidstelling is 28 december 2012.
Aansluitend dient hij eventueel 29 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het verzoek om incidenteel verlof was bedoeld om klager in de gelegenheid te stellen zijn woning te ontruimen binnen een daaraan bij vonnis van de kantonrechter gestelde termijn. Die termijn is inmiddels verstreken. Gelet daarop zou kunnen worden
geoordeeld dat klager thans geen belang meer heeft bij een beslissing op het door hem ingestelde beroep. Nu klager evenwel heeft verzocht hem een financiële tegemoetkoming toe te kennen voor het niet verleend krijgen van dat verlof, zal de
beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen. Gelet op het negatieve advies van de directeur van de locatie De Schie en de onmogelijkheid om, zoals door het OM gewenst, begeleiding te bieden, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de
bestreden beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Met name wordt daarbij in aanmerking genomen dat de onmogelijkheid om de ontruiming door derden
te laten verrichten onvoldoende feitelijk is onderbouwd. Die onvoldoende onderbouwing, bezien in samenhang met de omstandigheid dat er nog geen risicoanalyse omtrent klager voorhanden is en de aannemelijk geachte onmogelijkheid voor de inrichting om
begeleiding tijdens dat verlof te realiseren, rechtvaardigen de afwijzing van het verzoek om verlof. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven