Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0591/GB, 27 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/591/GB

Betreft: [klager] datum: 27 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. de Vries, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 februari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 28 februari 2012 te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is op 7 januari 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 dagen. De uitspraak is op 7 januari 2009 onherroepelijk geworden. Op 3 februari 2012 is klager opgeroepen zich op 28 februari te melden in de b.b.i. van de locatie Westlinge.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wenst te worden gehoord. Klager meent dat de argumenten die hij in bezwaar heeft aangevoerd niet op een zorgvuldige wijze zijn beoordeeld en dat zijn belangen niet op een juiste wijze zijn meegewogen.
Namens klager zal alsnog een gratieverzoek worden ingediend met daaraan gekoppeld een beroep op opschortende werking.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om uitstel van de tenuitvoerlegging van zijn detentie verzocht in afwachting van de beslissing op het gratieverzoek. De selectiefunctionaris heeft op 14 februari 2012 telefonisch contact gehad met de Dienst Justis. De Dienst Justis heeft
geen door klager ingediend gratieverzoek ontvangen. Overigens heeft een gratieverzoek in beginsel geen opschortende werking. Uit artikel 1, eerste lid juncto artikel 2, aanhef en onder a, sub 1 van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en
maatregelen blijkt dat de tenuitvoerlegging van de detentie van een zelfmelder aanvangt op de datum van de oproep. Dit houdt in dat de tenuitvoerlegging van klagers detentie is aangevangen op 3 februari 2012. Het gratieverzoek, dat als hiervoor
aangeven
niet bekend is bij de Dienst Justis, is door klager ondertekend op 8 februari 2012 en dus na de aanvang van zijn detentie. De overige door klager genoemde omstandigheden vormen geen aanleiding om uitstel van de tenuitvoerlegging van de detentie te
verlenen. Gesteld noch gebleken is dat de door klager voorziene problemen met betrekking tot zijn werk en zijn privéleven zich niet zullen voordoen indien de tenuitvoerlegging van zijn detentie voor een korte periode zou worden uitgesteld.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht te worden gehoord, maar heeft zijn verzoek niet toegelicht.
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

4.2. De b.b.i. van de locatie Westlinge is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie overweegt hierbij het
volgende.
Klager stelt dat hij op 8 februari 2012 een gratieverzoek heeft ingediend. Op 14 februari 2012 heeft de Dienst Justis nog geen door klager ingediend gratieverzoek ontvangen. Klagers raadsman stelt dat hij namens klager alsnog een gratieverzoek zal
indienen. Echter, zelfs als het door klager ingediende gratieverzoek op 8 februari 2012 door de Dienst Justis was ontvangen, dan zou het gratieverzoek, gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering in
verbinding met artikel 1, eerste lid en artikel 2, aanhef en onder a, sub 1 van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen, alsnog geen opschortende werking hebben gehad. De bevoegdheid tot het desondanks opschorten van de
tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in afwachting van de beslissing op een gratieverzoek ligt bij de Minister van Veiligheid en Justitie. Klager zal, indien de Dienst Justis inmiddels wel een gratieverzoek van hem heeft ontvangen, voor zover hij
dat nog niet heeft gedaan, een daartoe strekkend verzoek moeten indienen bij de Minister. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent zijn belangen en zijn kinderen is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. Het beroep zal
derhalve
ongegrond worden verklaard.

De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W.
Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 27 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven