Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/490/SGA, 14 februari 2012, schorsing
Uitspraakdatum:14-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/490/SGA

Betreft: [klager] datum: 14 februari 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde p.i. d.d. 10 februari 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, ingaande op 10 februari 2012 om 16.15 uur en eindigende op 15 februari 2012 0m 16.15 uur, wegens fysieke agressie tegen een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van een tweetal klaagschriften, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 14 februari 2012.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft zijn schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.

De directeur heeft zijn standpunt omtrent het schorsingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit het door de directeur meegezonden verslag omtrent het voorval op 10 februari 2012 wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter –
voldoende aannemelijk dat verzoeker betrokken was bij een vechtpartij met een medegedetineerde waarbij zowel verzoeker als betreffende medegedetineerde door de ander tegen het hoofd zijn geslagen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan het
door verzoeker vertoonde (strafwaardige) gedrag de oplegging van genoemde disciplinaire straf rechtvaardigen. Er zijn voorts – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de
beslissing
van de directeur zodanig onredelijk of onbillijk zouden maken dat de tenuitvoerlegging daarvan zou moeten worden geschorst. Ook de klachten over de camera-observatie en de nachtverlichting geven daartoe geen aanleiding. De directeur heeft voldoende
aannemelijk gemaakt dat verzoeker, die na de klap tegen zijn hoofd klaagde over pijn en braakneigingen, op advies van de medische dienst elk half uur diende te worden gecontroleerd en dat daartoe een camera tijdelijk in en uit werd geschakeld en dat
ter
controle gedurende de nacht de nachtverlichting aan bleef. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 14 februari 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven