Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3086/GA, 23 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3086/GA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel. Als toehoorder is aanwezig [...], stagiaire.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde (klachtnummer Ta 2010-000290), de oplegging van een ordemaatregel van zeven dagen afzondering met cameraobservatie (a) en weigering contact met zijn raadsman (b).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de directeur is in het Periodiek Medisch Overleg besloten om klager naar het PPC over te plaatsen. Deze beslissing werd klager medegedeeld door de psycholoog, waarop klager heftig reageerde. Klager trapte tegen de deur en uitte bedreigingen.
Hij
maakte een verwarde indruk en verstoorde de orde, rust en veiligheid binnen de afdeling. Daarna is besloten om klager in afzondering te plaatsen gedurende zeven dagen met cameratoezicht in afwachting van een beschikbare plaats in het PPC. Voorafgaande
aan de oplegging van deze ordemaatregel met cameraobservatie is klager niet gehoord, omdat hij zeer verward en agressief was. Op dat moment was hij niet aanspreekbaar.
Met betrekking tot de cameraobservatie is geen advies van een gedragsdeskundige ingewonnen. Klager werd bijna dagelijks gezien door de psycholoog en de medische dienst. De data waarop klager door de medische dienst is bezocht zijn 1, 4, 5, 6, 7, 8 en
11
oktober 2010. In tegenstelling tot de medische dienst houdt de psycholoog wel een dossier bij. De psycholoog heeft de data waarop klager is bezocht in het dossier vermeld.
Op een verzoek van klager om zijn raadsman op 1 oktober 2010 te bellen is hem de mogelijkheid geboden om zijn verhaal op papier te zetten. Vanwege de gemoedstoestand van klager is geen toestemming verleend om zijn raadsman te bellen. Klager had een
meermansbenadering nodig. Op 5 oktober 2010 heeft klager telefonisch contact gehad met zijn raadsman. Na enkele dagen was hij beter benaderbaar en heeft zijn raadsman hem op
8 oktober 2010 in de iso bezocht. Dit blijkt uit het overgelegde verslag van de iso-afdeling. Klager is 12 oktober 2010 overgeplaatst. Na die datum had de directeur geen toegang meer tot de (digitale) gegevens van klager en kan hij verder niets
overleggen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan
wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Op grond van artikel 57, eerste lid, onder c, van de Pbw dient een gedetineerde te worden gehoord alvorens een beslissing tot het opleggen van een ordemaatregel wordt genomen en op grond van artikel 57, eerste lid, onder i van de Pbw dient een
gedetineerde te worden gehoord alvorens de directeur beslist tot het opleggen van cameraobservatie. Op grond van het derde lid van artikel 57 van de Pbw kan het horen achterwege blijven indien onder meer de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan
in
de weg staat.
Uit de stukken is gebleken dat klager voor oplegging van de ordemaatregel niet afzonderlijk is gehoord. De directeur heeft evenwel voldoende aannemelijk gemaakt dat van de uitzondering als bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw sprake was; door
de
gemoedstoestand van klager kon hij niet gehoord worden. Het horen kon derhalve in dit geval achterwege gelaten worden.

Op grond van artikel 24a, tweede lid, van de Pbw wint de directeur alvorens hij besluit tot het toepassen van cameraobservatie, het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht.
In
dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in bij een gedragsdeskundige.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht komt naar voren dat klager in afzondering is geplaatst naar aanleiding van zijn heftige reactie op een mededeling van de psycholoog. Nu de psycholoog, zo begrijpt de beroepscommissie,
aanwezig
was bij het ontstaan van de heftige reactie van klager en van aanvang af betrokken is geweest bij de reactie van het personeel op het gedrag van klager en de psycholoog en de medische dienst klager daarna bijna dagelijks hebben bezocht, is de
beroepscommissie van oordeel dat aan de vereisten van artikel 24a van de Pbw is voldaan. Ook dit onderdeel van het beroep zal gegrond worden verklaard.

In artikel 39, vierde lid, van de Pbw is bepaald dat een gedetineerde in staat moet worden gesteld met de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid
bestaat. Een raadsman behoort tot de genoemde groep.
Klager is op 30 september 2010 in afzondering geplaatst en heeft op 1 oktober 2010 gevraagd of hij zijn advocaat kon bellen over het feit dat hij zou worden overgeplaatst. Ook de dagen erna deed klager hetzelfde verzoek. Eerst op 5 oktober 2010 werd
het
telefoneren door de directeur toegestaan. De verklaring van de directeur komt erop neer dat de gemoedstoestand van klager in de weg stond aan het kunnen telefoneren met zijn raadsman. Deze verklaring van de directeur staat haaks op hetgeen is af te
leiden uit de omtrent klager gemaakte dagaantekeningen van 3 oktober 2010 van de iso-afdeling, inhoudende dat de gedetineerde op die dag goed meewerkte. Bovendien is de noodzaak voor klager om telefonisch contact met zijn advocaat te hebben reeds
aangetoond vanwege de beslissing van de directeur om hem in afzondering en onder cameraobservatie te plaatsen.
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager niet de mogelijkheid heeft gekregen om zijn raadsman te bellen op de dag dat hij aangaf daaraan behoefte te hebben. Daarmee is gehandeld in strijd met voornoemd artikel 39 van de Pbw. Het beroep
van de directeur zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de oplegging van de ordemaatregel van zeven dagen afzondering met cameraobservatie (a), vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van de weigering contact met zijn raadsman (b) ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 21 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven