Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0160/GV, 22 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/160/GV

betreft: [klager] datum: 22 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.B.M.A. Engelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 januari 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de beslissing wordt nergens vermeld waarom het functioneren van klager in de weg zou staan aan een strafonderbreking. De beslissing is volstrekt onvoldoende gemotiveerd voor wat betreft het vermeende
negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM). Nergens blijkt de grondslag van dit negatieve advies, noch enig ander feit dan wel andere omstandigheid, waarop dit advies zou zijn gebaseerd. Het standpunt van de Staatssecretaris dat er onvoldoende
vertrouwen zou zijn in een goed verloop van de strafonderbreking is onvoldoende gemotiveerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager weigert aan onderzoeken mee te werken zodat recidive, onttrekking- en letselschaderisico niet door de reclassering kunnen worden vastgesteld middels een Risc. Bekend is dat klager frequent met justitie in aanraking is geweest. Daarnaast is er
een
drugsprobleem. Hij heeft een paar keer geweigerd om urine af te staan. Tevens blijkt uit de adviesrapportage dat het speciaal voor zijn ouders geregelde bezoek voor zijn ouders te wensen over liet, gezien klagers betrokkenheid ten opzichte van zijn
ouders en in het bijzonder ten opzichte van zijn vader.
Klager komt niet in aanmerking voor incidenteel verlof in het kader van omgekeerd bezoek in verband met artikel 5, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klagers verlofadres is in België. Tenzij een gedetineerde zijn
verlofadres redelijkerwijs alleen over buitenlands grondgebied kan bereiken, is het de gedetineerde niet toegestaan tijdens algemeen, regimegebonden of incidenteel verlof Nederland te verlaten. Gelet op bovenvermelde afwegingsgronden is de beslissing
tot afwijzing van het verzoek niet onredelijk of onbillijk.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met het negatieve advies van het OM en het niet willen meewerken aan onderzoeken/rapportages, urinecontroles en het gebruiken van geweld ten
opzichte van medegedetineerden.
Het OM heeft negatief geadviseerd ter zake van het tijdelijk verlaten van de inrichting, omdat klager negatief in beeld is bij het OM en het niet verantwoord wordt geacht om klager incidenteel verlof te verlenen om naar België te gaan.
De medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft telefonisch positief geadviseerd ter zake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager heeft hoger beroep aangetekend wegens een veroordeling ter zake van geweldsdelicten. Zijn fictieve datum van invrijheidstelling is 3 maart 2012.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking. In artikel 1 onder q van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf als bedoeld
in artikel 34 tot en met 40 van de Regeling. Noch uit de toelichting op de Regeling, noch uit artikel 570b Sv, waarop de strafonderbreking is gebaseerd, komt naar voren dat de Minister heeft bedoeld niet-onherroepelijk veroordeelde gedetineerden in
aanmerking te laten komen voor strafonderbreking. In voorkomende situaties is derhalve schorsing van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 80 Sv de aangewezen procedure. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven