Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3236/GM, 21 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3236/GM

betreft: [klager] datum: 21 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 september 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P. Figge. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Almere is zonder bericht van verhindering
niet
ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 mei 2011, betreft het niet verlenen van inzage in het medisch dossier.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft ondanks zijn meerdere verzoeken geen inzage gekregen in het medisch dossier, doch uitsluitend uitnodigingen om hierover in gesprek te gaan. Klager heeft recht op inzage in zijn
dossier.
Klager heeft tweemaal per verzoekbriefje verzocht om inzage van het medisch dossier. Dit is geweest omstreeks eind maart en begin april 2011. De medische dienst reageert hier niet op. De wijze van communicatie met de medische dienst is altijd goed
geweest. De relatie is ontwricht geraakt na een onenigheid over de pijnmedicatie. Klager heeft toen verzocht om inzage in zijn medisch dossier. Klager begrijpt niet waarom het verzoek om inzage in het medisch dossier via de advocaat zou moeten lopen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Uit het medisch dossier blijkt niet dat klager heeft verzocht om een uitdraai c.q. inzage in het medisch dossier. Met klager is regelmatig contact geweest over meerdere lichamelijke klachten.
Ondanks herhaalde pogingen tot communicatie met klager over de verstoorde relatie is dit niet gelukt.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Pm dient het verzoek om bemiddeling uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelen waartegen de klacht zich richt heeft plaatsgevonden te worden ingediend. Ter zitting van de beroepscommissie
is gebleken dat klagers klacht ziet op zijn in de periode van eind maart en begin april 2011 per verzoekbriefje ingediende verzoek aan de medische dienst om inzage in zijn medisch dossier. Het verzoek om bemiddeling dateert van 26 mei 2011 en derhalve
ruim na bovenbedoelde termijn. Mitsdien dient klager niet-ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat in het medisch dossier haar niet is gebleken van enig bezwaar door de inrichting tegen het ter inzage vertrekken van het medisch dossier aan klager en zijn raadsvrouw.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven