Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3183/GM, 21 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3183/GM

betreft: [klager] datum: 21 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.T. Laigsingh, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 september 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, met behulp van een tolk Punjabi en bijgestaan door zijn raadsman mr. R.T. Laigsingh. De inrichtingsarts verbonden aan het
Detentiecentrum Rotterdam heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 juli 2011, betreft het niet verhelpen van klachten (aften) in de mond.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft zich voor het eerst op 8 juni 2011 met klachten in de mond gemeld bij de medisch dienst. Ruim een maand later op 15 juli 2011 ontdekte de medische dienst dat klager last had van
aften, terwijl klager daarvoor meerdere keren bij de medische dienst is geweest en er al aanwijzingen voor aften aanwezig waren. De medische dienst heeft niet adequaat gehandeld toen na ruim drie weken de klachten aanhielden. Het had op de weg van de
medische dienst gelegen klager te verwijzen naar een specialist dan wel een hogere dosering medicijnen voor te schrijven. Dit heeft de medische dienst ten onrechte nagelaten. Klager heeft naar aanleiding van zijn klacht medicatie gekregen. Na 6 juli
2011 heeft de inrichtingsarts klager pas vier weken later gezien. Op 9 september 2011 wordt geconstateerd dat de klachten in de mondholte zijn toegenomen. Dit geeft aan dat de medicatie niet heeft geholpen. Klager is bang dat het kanker is.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft erg veel last van aften, doordat deze als zeer pijnlijk ervaren worden. Klager voelt zich niet voldoende gehoord door de medische dienst en kan niet begrijpen waarom de behandeling
zo lang duurt. In zijn beleving zou een andere behandeling meer baat hebben. De medische dienst heeft geprobeerd klager uit te leggen dat aften 10 tot 14 dagen pijnlijk kunnen zijn en dat behalve het locaal verdoven met lidocaïne er weinig
behandelingsmogelijkheden overblijven.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, komt naar voren dat klager kort na binnenkomst in de inrichting op 10 juni 2011 door de inrichtingsarts is onderzocht in verband met pijnklachten in zijn mond. Hiervoor is aan klager medicatie
verstrekt. Toen de klachten bleken aan te houden is op 5 juli 2011 aan klager andere medicatie verstrekt. De beroepscommissie is van oordeel dat dit een juiste handelwijze voor de klachten is. Niet gebleken is dat de medische dienst onvoldoende
aandacht
heeft besteed aan de klachten van klager. Derhalve kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven