Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2916/GA, 21 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2916/GA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.G. Nagel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 september 2011 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie
De Schie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering om aan klager gratis dan wel tegen een geringe vergoeding witte vaseline te verstrekken;
b. de weigering om klagers ogen te laten controleren;
c. de weigering om een toezegging, inhoudende dat klagers voortand hersteld kon worden, na te komen dan wel voldoende zorg te dragen voor een herstel van het gebit;
d. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens vernieling van een hek en het uitschelden van de directeur.

De beklagcommissie heeft de onderdelen a, b en d van het beklag ongegrond verklaard en klager ten aanzien van onderdeel c niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a.
Klager verwijst naar het bepaalde in art. 44, vierde lid, van de Pbw. Hij wilde de witte vaseline graag verstrekt krijgen in verband met zijn persoonlijke verzorging. Hij heeft die vaseline nodig voor zijn verzorging maar kan de kosten daarvan niet
dragen.

Ten aanzien van onderdeel b.
Bij klager had een ogentest moeten worden gedaan. Die mogelijkheid is hem door de directeur ontnomen. Klager merkte tijdens detentie dat hij moeite kreeg met het kijken naar de televisie. Er had daarom een oogonderzoek of –meting moeten worden gedaan.
Voor zijn detentie had klager geen oogklachten.
Ten aanzien van onderdeel c.
Door de directeur van de detentieboot waar klager eerder verbleef, is aan hem de toezegging gedaan dat zijn gebitsproblemen onderzocht en behandeld zouden worden. Doordat er door de inrichting geen actie is ondernomen, kwam klagers persoonlijke hygiëne
in het gedrang. Hij kreeg daardoor last van ontstekingen aan zijn kaak en ook kreeg hij een slechte adem. Hem is voldoende adequate zorg onthouden. Na het instellen van het beroep is bij klager een noodvoorziening geplaatst. Die noodvoorziening werkt
echter niet. Klager wil graag dat bij hem alsnog een kroon wordt geplaatst op kosten van de inrichting.
Ten aanzien van onderdeel d.
Klager is van mening dat het verslag, dat tot een disciplinaire straf heeft geleid, in strijd met het bepaalde in artikel 50 van de Pbw, niet aan hem is aangezegd. Ook lijkt het er op dat de op dat verslag vermelde datum onjuist is, die datum ligt
namelijk na de ingangsdatum van de disciplinaire straf. Een en ander heeft voor veel onduidelijkheden bij klager geleid. Alleen al daarom dient het beklag gegrond te worden verklaard. In de Engelse taal wordt het woord “fuck” veel gebruikt. Om daarvoor
een sanctie als de onderhavige op te leggen is volgens klager niet redelijk. De directeur had daarom met een minder zware sanctie kunnen volstaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a.
Het is mogelijk dat aan klager bij binnenkomst in de inrichting eenmalig witte vaseline is verstrekt. Vervolgens is aan klager door de inrichtingsarts een bepaald soort zalf voorgeschreven, welke zalf dan wordt verstrekt. Naar de mening van de
directeur
dient klager dan de aan hem voorgeschreven zalf te gebruiken en kan hij geen ander middel eisen. Indien een gedetineerde aannemelijk maakt bepaalde middelen nodig te hebben maar die niet zelf te kunnen aanschaffen, kunnen die middelen door de
inrichting
worden verstrekt.
Ten aanzien van onderdeel b.
Klager heeft volgens de bekende rapportages steeds verzocht om een leesbril. In een dergelijk geval wordt de gedetineerde verwezen naar de bibliotheekafdeling, waar leesbrillen in verschillende sterktes voorhanden zijn. In die gevallen wordt niet
overgegaan tot een oogmeting. Indien er gevraagd word om een bril omdat er sprake is van bijziendheid, dan wordt die gedetineerde door de medische dienst verwezen naar de opticien voor een oogmeting. Dat zou, indien voor de inrichting duidelijk was
geweest dat klager om een ‘normale’ bril verzocht, ook in dit geval zijn gebeurd.
Ten aanzien van onderdeel c.
Klager is in de locatie De Schie gezien door de inrichtingstandarts. Die heeft klager voor zijn klachten behandeld. Onder meer heeft de tandarts bij de medisch adviseur om een machtiging gevraagd voor het plaatsen van een prothese (een kroon). Die
aanvraag is door de medisch adviseur afgewezen. In dat geval vergoedt de zorgverzekering de kosten van een dergelijke ingreep. In klagers geval waren de te maken kosten niet gedekt. De directeur is van mening dat er in dit geval sprake is van een zaak
tussen de inrichtingstandarts en de medisch adviseur en dus geen sprake van een klachtwaardige beslissing van de directeur.
Ten aanzien van onderdeel d.
Het verslag waarop door klager en de raadsvrouw wordt gedoeld is op 4 februari 2011 opgemaakt. Bij het – op een later moment – nogmaals uitdraaien van dat verslag wordt er automatisch een andere datum – de datum van het uitdraaien – op het verslag
gezet. Het betreffende verslag is vervolgens op 7 februari 2011 afgehandeld. De mededeling daarvan is aan klager uitgereikt. De door klager naar de medewerkers gebezigde taal wordt aangemerkt als beledigend voor de medewerkers.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel a. van het beklag naar voren is gebracht kan - voor zover een en ander is komen vast te staan - niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond
worden verklaard, met bevestiging in zoverre ten aanzien van dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van de onderdelen b en c van het beklag geldt dat beide klachten zien op handelen door of onder verantwoordelijkheid van de inrichtingsarts en moeten worden aangemerkt als zijnde gericht tegen medisch handelen als bedoeld in artikel 28 en
verder van de Penitentiaire maatregel. Klager had om die reden niet mogen worden ontvangen in deze klachten en de beklagcommissie had deze klachten ter bemiddeling moeten doorzenden aan het hoofd van de medische dienst bij de locatie De Schie, waarna
mogelijk bemiddeling door de medisch adviseur en beroep bij de beroepscommissie mogelijk is. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b van het beklag vernietigen en klager in zoverre alsnog
niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag en de uitspraak ten aanzien van onderdeel c van het beklag bevestigen, met wijziging van gronden. De beroepscommissie zal voorts de stukken ter bemiddeling doorzenden aan het hoofd van de medische dienst bij
de
locatie De Schie.

Ten aanzien van onderdeel d van het beklag geldt dat, gelet op de betreffende mededeling in het verslag van 4 februari 2011, niet aannemelijk is geworden dat het verslag aan klager is aangezegd. Die aanzegging is evenwel een wettelijk vereiste om een
disciplinaire straf op te kunnen leggen. Nu aan die wettelijke eis niet is voldaan, is de disciplinaire straf opgelegd in strijd met een wettelijk voorschrift en het beklag zal daarom in zoverre alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Bij de beoordeling van de hoogte van het toe te kennen bedrag houdt de beroepscommissie rekening met de omstandigheid dat, indien het verslag wel zou zijn
aangezegd, op zich een disciplinaire straf van enkele dagen op zijn plaats zou zijn geweest. Zij zal de hoogte van de tegemoetkoming daarom vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b van het beklag en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag.
Zij verklaart het beroep tegen onderdeel c van het beklag ongegrond, bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel d van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie bepaalt dat de stukken ten aanzien van de onderdelen b en c van het beklag alsnog ter bemiddeling zullen worden doorgezonden aan het hoofd van de medische dienst van de locatie De Schie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven