Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3177/GA, 21 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 11/3177/GA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 september 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zoetermeer gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de oplegging van een maatregel van beperking van telefooncontact voor de duur van twaalf maanden.

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft – schriftelijk en zakelijk weergegeven – in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft beroep te hebben ingesteld omdat hij niet wil dat de betreffende maatregel wordt aangemerkt als sanctie of ordemaatregel. Dat zou immers gevolgen kunnen hebben voor zijn detentiefasering. Daarnaast is klager van mening dat de duur van de
maatregel, twaalf maanden, niet proportioneel is. Klager geeft aan geen contact te zullen opnemen met de gestelde slachtoffers in zijn strafzaak. Klager heeft inmiddels het procesdossier in zijn strafzaak ontvangen en heeft daarom ook geen enkel belang
om contact op te nemen met de betrokkenen in zijn strafzaak.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager was in eerste instantie een ordemaatregel van beperking van de mogelijkheden om telefooncontacten te hebben opgelegd. De voorzitter van de beroepscommissie heeft de tenuitvoerlegging daarvan geschorst omdat de maatregel van artikel 39 van de
Pbw had moeten worden toegepast. De directeur heeft vervolgens de thans in beroep aan de orde zijnde maatregel opgelegd.

3. De beoordeling
In deze gaat het om een maatregel van beperking van telefooncontact als bedoeld in artikel 39 van de Pbw. Dat artikel luidt:
“De directeur kan de gelegenheid tot het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken weigeren of een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld
in artikel 36, vierde lid. De beslissing tot het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken geldt voor ten hoogste twaalf maanden. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het weigeren van een bepaald telefoongesprek
of bepaalde telefoongesprekken.”

De Minister van Justitie heeft in de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) van 8 april 2006, welke regeling op 22 april 2006 in werking is getreden en als kenmerk heeft
5403085/05/DJI, nadere regels gesteld als bedoeld in het hiervoor genoemde artikel 39, derde lid, van de Pbw.
Artikel 6 van genoemde Regeling luidt:
”De beslissing tot het weigeren van bezoek voor een maximumtermijn van twaalf maanden als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de wet alsmede de beslissing tot het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken voor de
maximumtermijn van twaalf maanden als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de wet is slechts aan de orde indien het gaat om:
a. een gedetineerde die verdacht wordt van een terroristisch misdrijf;
b. een gedetineerde die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld voor het begaan van een terroristisch misdrijf;
c. een gedetineerde waarbij de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven een weigering voor een zo lang mogelijke termijn vergt.”

In klagers geval is de duur van de maatregel als bedoeld in artikel 39 bij een eerste beslissing meteen bepaald op de maximale termijn van 12 maanden. Er moet vanuit worden gegaan dat de directeur heeft bedoeld dat er sprake is van een geval als
genoemd
in artikel 6, aanhef en onder c, van de Regeling. Uit de stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht wordt voldoende aannemelijk dat er sprake is van een zodanig bedreigende situatie voor de slachtoffers of anderszins betrokkenen bij
misdrijven, dat dit een beperking van de telefooncontacten op het moment van beslissen voor de maximale duur van twaalf maanden kan rechtvaardigen. Een beslissing voor een kortere duur dan wel een regelmatige toets van de noodzaak van voortzetting zou
uit een oogpunt van proportionaliteit eerder aangewezen zijn geweest. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur om de maatregel ineens voor de maximale duur van 12 maanden op te leggen, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom – voor zover aan de orde – niet in stand blijven en dit onderdeel van het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht in dit geval, met name gelet op de omstandigheden die hebben geleid tot de oplegging van de maatregel, de gegrondverklaring voldoende tegemoetkoming voor klager en zij acht daarom geen termen aanwezig voor het toekennen van een
financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven