Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2418/GA, 21 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2418/GA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juli 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker bij de locatie Zoetermeer.
Klagers raadsman, mr. D.M. Penn, heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting van de beroepscommissie te kunnen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet in het assortiment van de inrichtingswinkel opnemen van proteïnen en eiwitten.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had met name belang bij het via de inrichtingswinkel kunnen aanschaffen van proteïnen. Het betreft poeders die gemengd kunnen worden met water of melk. Deze poeders hebben met name effect op de spiergroei en het herstel van de spieren. Nu mogen
de proteïnen niet worden ingevoerd en ze staan ook niet op de winkellijst. Recentelijk is er een middel op de winkellijst gezet, maar dat is niet speciaal bedoeld voor sporters. Klager beperkt zijn beroep tot het niet via de winkel kunnen verkrijgen
van
de proteïnen. Sinds juli 2010 heeft hij geen supplementen meer kunnen gebruiken, dat heeft voor hem nadelige gevolgen. Klagers lichaam is sedert zijn verblijf in detentie veranderd. Klager laat dit zien aan de hand van een foto van hem van de tijd dat
die proteïnen nog wel in de inrichting verkrijgbaar waren. Op dit moment kan hij wel het middel “Protifar” aanschaffen via de inrichtingswinkel. Dat is geen geschikt middel. Waarschijnlijk zijn de eiwitten en proteïnen uit het assortiment gehaald omdat
er sprake was van een wijziging van leverancier. Het door klager eerder gebruikte middel werd veel in de inrichting gebruikt. De beklagcommissie heeft het merendeel van de klachten van medegedetineerden niet-ontvankelijk verklaard. De proteïnen waar
klager baat bij heeft, leiden niet tot agressie en zijn geen pepmiddel. Het wordt door bijna iedere krachtsportbeoefenaar gebruikt en is overal vrij te koop. In andere inrichtingen worden die middelen overigens nog steeds verkocht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is van mening dat klagers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun klachten. Het betreft hier immers een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. De directeur weet dat dit middel ook in andere
inrichtingen verboden is. Voorheen werd de inrichtingswinkel beheerd door een particulier ondernemer. Inmiddels heeft de inrichting een en ander in eigen beheer genomen. Dit beleid geldt voor de gehele p.i. Haaglanden. Nergens in deze p.i. wordt dit
soort producten nog geleverd. De verstrekte voeding voorziet in voldoende eiwitten en proteïnen en in de inrichting wordt geen krachtsport beoefend. Er staat op de afdelingen wel een fitness eilandje en daarnaast hebben de gedetineerden drie
sportmomenten per week. In het verleden hebben er in de inrichting ook wel bodybuilders verbleven, die vielen tijdens hun verblijf af. De middelen waarom wordt gevraagd worden niet noodzakelijk geacht en zijn daarom niet verkrijgbaar in de
inrichtingswinkel. Er wordt door de gedetineerden wel regelmatig om gevraagd maar die verzoeken worden steeds afgewezen. Voor het overige geldt dat het assortiment in overleg met gedetineerden en inrichtingspersoneel wordt samengesteld. De directeur
verbiedt deze producten omdat, naast het ontbreken van een noodzaak, de mogelijkheid bestaat van het ontstaan van schade bij oneigenlijk gebruik van deze producten.

3. De beoordeling
Nu de directeur heeft verklaard dat de samenstelling van het assortiment en de verkoop daarvan in de inrichtingswinkel in handen is van de inrichting, is er bij de beslissing om bepaalde producten al dan niet ter verkoop aan te bieden in beginsel
sprake
van een algemene regel die voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldt. Tegen een dergelijke algemene regel staat voor de gedetineerden geen beklag open.

De beroepscommissie merkt overigens nog op dat zij op zich geen redenen aannemelijk acht waarom dit soort producten niet in de inrichtingswinkel aangeboden zouden mogen worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven