Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0010/GB, 21 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/10/GB

Betreft: [klager] datum: 21 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Epema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting ((z.)b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 mei 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager voldoet aan de voorwaarden voor plaatsing in een (z.)b.b.i. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen, omdat uit de urinecontrole is gebleken dat klagers urine te waterig was en omdat de politie negatief heeft geadviseerd ten
aanzien van klagers overplaatsing naar een (z.)b.b.i.
Klager heeft op een onverwacht moment een urinecontrole gehad. Hierbij is een te laag kreatininegehalte vastgesteld, hetgeen kan duiden op fraude. Klager heeft beklag ingediend tegen de aan hem opgelegde disciplinaire straf. Nu klager niet van tevoren
wist dat zijn urine gecontroleerd zou worden en een te laag kreatininegehalte niet altijd wil zeggen dat er sprake is van fraude, is deze beslissing onvoldoende gemotiveerd genomen. Hier komt bij dat het feit dat klager een te laag kreatininegehalte
heeft, niet wil zeggen dat hij niet in staat is zich te houden aan de regels die gelden voor een verblijf in een inrichting met regimaire verlofmogelijkheden. De einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 24 februari 2012 en derhalve gaat het
voor
klager steeds zwaarder wegen om met verlof te kunnen gaan.
De politie stelt dat klager een veelpleger is en dat hij een forse lijst met antecedenten heeft. Op basis van klagers Uittreksel Justitiële Documentatie kan niet worden geconstateerd dat klager een veelpleger is. Klager is in de afgelopen vijf jaar
tweemaal veroordeeld. Vanaf 2000 tot en met heden is klager in totaal vijf keer veroordeeld. In zijn jeugd is klager meermalen veroordeeld, waarna hij als veelpleger is aangemerkt. Dit is echter al jaren niet meer aan de orde. Het enkele feit dat
klager
een veelpleger zou zijn, is bovendien onvoldoende om het verzoek tot overplaatsing naar een (z.)b.b.i. af te wijzen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft naar aanleiding van zijn verzoek tot overplaatsing naar een (z.)b.b.i. een urinecontrole ondergaan. Uit de urinecontrole kwam naar voren dat klagers urine te veel verdund was, hetgeen wordt gezien als fraude. Frauderen bij een
urinecontrole
wordt gelijkgesteld met het gebruik van harddrugs. Klager laat door dit gedrag zien dat hij niet om kan gaan met de verantwoordelijkheden die horen bij een verblijf in een inrichting met meer vrijheden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en
beschikken
over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op deze artikelen (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt.
Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis,
incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het
gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. Klager verzoekt primair om overplaatsing naar een z.b.b.i. Nu de einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 24 februari 2012 komt hij gelet op artikel 2, eerste lid onder e, van de Regeling niet meer in aanmerking voor plaatsing in een
z.b.b.i. Klager verzoekt subsidiair om overplaatsing naar een b.b.i. Uit de stukken blijkt dat klager op 20 december 2011 is gesanctioneerd voor het hebben van een te laag kreatininegehalte, hetgeen een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een
b.b.i. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W.
Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 21 februari 2012

Secretaris voorzitter

Naar boven