Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2968/GA, 16 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2968/GA

betreft: [klager] datum: 16 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van,

[...], verder te noemen klager, en ingediend door mr. E.A. Blok, namens klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 september 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van genoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagrechter
De beklagen betreffen:
1. de stopzetting van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof,
2. de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof,
3. de inhoud van het selectieadvies.

De beklagrechter heeft de beklagen onder 1 en 2 ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder 3 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Nu de selectiefunctionaris bevoegd is de beslissing omtrent de toe- of afwijzing van het verlof te nemen, had de directeur niet zonder toestemming van klager mogen besluiten de verlofaanvraag in het geheel niet aan de selectiefunctionaris voor te
leggen.
Ondanks de brief van de raadsvrouw aan de directeur met verzoek bepaalde passages uit het selectieadvies te verwijderen, dan wel aan te passen, bestaat er nog altijd geen duidelijkheid of en in hoeverre dat daadwerkelijk is gebeurd. De klacht richt
zich
met name tegen de vertraging die is opgelopen in het faseringstraject.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
De directeur van genoemde locatie heeft aan de secretaris van de beroepscommissie desgevraagd telefonisch medegedeeld dat de mogelijkheid bestaat dat klager op 16 mei 2011 mondeling op de hoogte is gesteld van de afwijzing van zijn verlofaanvraag op 17
mei 2011.

3. De beoordeling
Klager is door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf. Klager is sedert 6 maart 2006 gedetineerd en de fictieve einddatum van zijn detentie is gesteld op 22 februari 2012.

Ten aanzien van a:
Uitgangspunt van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is dat de beslissing omtrent een algemeen verlof wordt genomen door de directeur van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de
Regeling, voor zover hier van belang, beslist de Minister over een eerste verzoek om algemeen verlof indien het een gedetineerde betreft die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan twee jaar (-);
zijn evenwel zowel het openbaar ministerie als de directeur van mening dat het verlof niet moet worden verleend, dan doet de directeur de aanvraag zelf af.

De secretaris van de beroepscommissie heeft de bijlage bij de brief van de directeur aan de commissie van toezicht van 25 mei 2011 bij de inrichting opgevraagd. Deze bijlage is aan klager en zijn raadsvrouw toegezonden.

In de afwijzing van klagers verlof van 17 mei 2011 stelt de directeur dat het verzoek is afgewezen wegens een negatief advies van de politie, een twijfelachtig advies van het openbaar ministerie en omdat er vanuit de Risc is gebleken dat er een
hooggemiddeld recidiverisico aanwezig is.
Het advies van het openbaar ministerie is al volgt weergegeven:
‘Reeds eerder heb ik mijn bedenkingen geuit bij opname van betrokkene in Exodus. In beginsel heb ik geen bezwaar tegen het verlenen van vrijheden aan betrokkene.
Uit de voorhanden gegevens, waaronder het reclasseringsadvies, maak ik wel op dat er vooralsnog bij hem een sterke behoefte is aan strakke begeleiding en controle. Indien dit ook feitelijk kan worden gerealiseerd denk ik dat zowel het verlenen van
verlof als deelname aan een extern programma (Exodus) in de rede ligt.’

Anders dan door en namens klager is aangevoerd, mocht de directeur de beslissing nemen nu het openbaar ministerie twijfels heeft over het verlenen van verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur niet in strijd is met
de
wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond in artikel 4 onder b van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd met wijziging van de gronden.

Ten aanzien van b:
Uit de stukken blijkt dat de beslissing over klagers verlofaanvraag is aangehouden omdat er sprake was van een niet goedgekeurd verlofadres. Klager is in de gelegenheid gesteld een ander verlofadres op te geven. Nu een verlofaanvraag in de regel wordt
afgewezen wanneer de aanvrager geen goedgekeurd verlofadres heeft is het niet onredelijk dat de directeur de verlofaanvraag heeft aangehouden. De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de directeur niet in strijd is met de wet en, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van c:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Een gedetineerde die bezwaar heeft tegen een selectieadvies dat is opgesteld met het oog op een overplaatsing naar een penitentiaire inrichting in het kader van de detentiefasering en over dat advies beklag instelt bij de beklagcommissie uit de
commissie van toezicht, zal in dat beklag niet-ontvankelijk worden verklaard omdat het selectieadvies in het kader van de procedure als bedoeld in artikel 73 van de Pbw ter beoordeling staat.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a en b ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden. Zij verklaart het beroep onder c ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th. E.M. Wijte, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven