Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2064/GB, 9 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/2064/GB

Betreft: [klager] datum: 9 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 15 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, dat als bezwaarschriftbij de selectiefunctionaris is ingediend en ter behandeling is doorgestuurd, van

[...], geboren op [1966], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 oktober 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het namens klager ingediende verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting, zoals dat is verwoord in het herselectievoorstel van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht, afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 24 januari 2001 gedetineerd. Vanuit de locatie De Schie, een huis van bewaring, is hij op 20 juli 2001 geplaatst in unit 2 van de locatie Dordtse Poorten, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 29 mei 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 januari 2003.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klagers vrouw en kinderen kunnen niet altijd op bezoek komen, omdat ze niet altijd gebracht kunnen worden. Zijn vrouw kan ook niet met het openbaar vervoer reizen omdat de kinderen nog heel jong zijn. Klager heeft zijn kinderenhierdoor al een aantal maanden niet gezien. Dit alles geeft spanningen in het gezin. Het is ook lastig dat in de locatie Dordtse Poorten geen weekendbezoek mogelijk is. Klager wil graag overgeplaatst worden naar een beperktbeveiligde inrichting, zodat hij tijdens het verlof de problemen in de thuissituatie kan oplossen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Vanuit de locatie Dordtse Poorten is op 14 september 2001 een herselectievoorstel ten behoeve van klager opgemaakt. Het openbaar ministerie heeft een onderbouwd negatief advies uitgebracht. Vanwege klagers positieve opstelling wasde inrichting van mening dat hij het voordeel van de twijfel zou moeten krijgen. Het advies van het openbaar ministerie onderstreept op een heldere wijze wat voor een impact een verlof van klager zou kunnen hebben. Hij isveroordeeld voor het plegen van een delict waarbij de rechtsorde op zeer ernstige wijze is verstoord en sprake is van slachtoffers en maatschappelijke onrust. In de beslissing van 31 oktober 2001 heeft de selectiefunctionarisgewezen op het belang van de slachtoffers. Daarbij is opgemerkt dat klager slechts tien maanden aan de maatschappij onttrokken is geweest, een periode die door de slachtoffers van het delict als zeer kort zal worden ervaren. Indienhet gedrag van klager gedurende de komende maanden ongewijzigd zal blijven, is een heroverweging van een overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting in een later stadium van de detentie niet uitgesloten.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 9 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven