nummer: 11/2964/TB
betreft: [klager] datum: 6 februari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 7 september 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. Y.H.G. van der Hut, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens de
Staatssecretaris mr. [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij brief van 29 augustus 2011 heeft FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: Van Mesdag) de Staatssecretaris verzocht om
klager
over te plaatsen. De Staatssecretaris heeft op 7 september 2011 beslist klager over te plaatsen naar De Kijvelanden. Deze overplaatsing is op 9 september 2011 gerealiseerd.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De behandeling van klager in de Van Mesdag betrof een tweede behandelpoging. De behandeling verkeerde volgens de Van Mesdag in een impasse. In de pro justitia rapportages van maart 2010 van Th. A.M. D., psycholoog, en J.C. Z., psychiater, wordt
geconcludeerd dat de kernproblematiek van klager niet wezenlijk toegankelijk is voor verdere behandeling en dat derhalve een vernieuwde behandelpoging in een andere kliniek geen werkbare optie lijkt. Geadviseerd wordt voorwaardelijke beëindiging te
onderzoeken. In het verlengingsadvies van de Van Mesdag van 4 augustus 2010 zijn deze adviezen overgenomen en onderschreven.
Ten onrechte is overwogen dat klager geen zwaarwegende argumenten heeft aangevoerd tegen zijn overplaatsing naar De Kijvelanden. Tijdens het horen heeft klager aangegeven dat zijn gehele sociale netwerk woonachtig is in en rondom Assen. In het kader
van
een toekomstige resocialisatie zou klager gebaat zijn bij een verblijf in een kliniek in de buurt van Assen. De raadsvrouw verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie van 9 mei 2005, 04/2891/TB, waarin wordt geoordeeld dat uit het oogpunt van
het
belang van klagers behandeling de sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een inrichting waar familierelaties kunnen worden betrokken bij de behandeling dient te prevaleren boven het belang van plaatsing op korte termijn in een andere kliniek.
Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst, opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen, is in klagers geval niet aan de orde.
Klager wil graag in de FPK Assen worden geplaatst en daarover hebben reeds gesprekken plaatsgevonden.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard en klager dient te worden geplaatst in het FPK Assen, subsidiair dient het Ministerie van Veiligheid en Justitie te overleggen met FPK Assen over klagers plaatsing aldaar. Indien dit niet mogelijk is vraagt
klager om terugplaatsing naar de Van Mesdag.
Klager heeft in 2009 om overplaatsing naar FPC 2landen verzocht, omdat er een impasse was in de behandeling. Klager dacht dat hij daar sneller geresocialiseerd zou kunnen worden. Klager had net van de Van Mesdag gehoord dat er binnenkort een
resocialisatietraject zou worden gestart en toen werd hij overgeplaatst naar De Kijvelanden.
In De Kijvelanden moet klager nog behandelingen ondergaan en de inrichting gaat ervan uit dat hij tijdens zijn resocialisatie in de buurt van De Kijvelanden gaat wonen en werken. Volgens klager zal over een paar maanden verlof worden aangevraagd.
Klager
heeft het moeilijk in Rotterdam nu zijn vriendin in Groningen en zijn vader in Assen wonen. Klager is van mening dat een behandeling niet veel zin heeft. Hij kan ook in de Van Mesdag of in de FPK Assen worden behandeld. Op bladzijde 14 van de pro
justitia rapportage van Z. wordt gesteld: ‘De regio Assen waar adoptief vader woont, heeft voldoende mogelijkheden voor begeleiding via het daar aanwezige forensisch psychiatrisch netwerk en de forensische polikliniek van de FPK’.
Bij brief van 6 januari 2012 heeft klager gesteld dat FPC Veldzicht (gezien bereikbaarheid en resocialisatie) voor hem en zijn familie en vriendin ook acceptabel is.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
In de Van Mesdag was een behandelimpasse ontstaan en klager is vervolgens aangeboden voor ruiling. Klager wordt aldus in een andere omgeving met andere behandelaars nog een kans geboden te werken aan zijn resocialisatie. Alternatief is plaatsing in een
longstayvoorziening. Zowel de rechtbank als het gerechtshof zijn van oordeel dat een voorwaardelijke beëindiging van de tbs (nog) niet aan de orde is waarbij werd opgemerkt dat het thans aan klager is om medewerking te verlenen aan zijn behandeling.
Het
traject voorafgaande aan de resocialisatie kan heel goed in De Kijvelanden plaatsvinden. Zodra de kliniek aanleiding ziet om klagers sociale netwerk bij de behandeling te betrekken zal zij hiertoe de benodigde maatregelen treffen.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het verzoek van de Van Mesdag van 29 augustus 2011 tot ruiling met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose
en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers\vluchtrisico.
In de beslissing van het gerechtshof Arnhem van 20 juni 2011 wordt gesteld dat het hof niet de overtuiging heeft gekregen dat de kans van slagen van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging erg groot is. Het hof acht, gelet op de mate van
delictgevaarlijkheid van klager die bij beëindiging van de maatregel als hoog wordt ingeschat, het vanuit veiligheidsoverwegingen niet verantwoord om de tbs thans voorwaardelijk te beëindigen. Voorts wordt ten aanzien van de verdere behandeling van
klager opgemerkt dat ook aan klager zelf de keuze is om al dan niet (te trachten) aan een behandeling zijn medewerking te verlenen.
Aangezien klagers tbs niet voorwaardelijk zal worden beëindigd zal klager zich de komende tijd moeten inzetten voor zijn behandeling. Gezien het ontbreken van enig behandelperspectief in de Van Mesdag heeft deze kliniek geadviseerd om klager voor een
nieuwe behandelpoging over te plaatsen naar een andere kliniek. In het verlengingsadvies van 4 augustus 2010 van de Van Mesdag wordt aangegeven dat een resocialisatiepoging niet mogelijk was, gezien het feit dat klager zich zelfs aan de minimale eisen
die in dit kader gesteld moeten worden niet kan/wil committeren. Terugplaatsing naar de Van Mesdag is, gezien de daar opgetreden behandelimpasse, derhalve geen optie. Door zijn overplaatsing naar De Kijvelanden wordt klager nog een kans geboden te
werken aan zijn resocialisatie in een andere omgeving met andere behandelaars. Het is van belang dat de behandeling en een eventueel op te starten resocialisatietraject nu in gang worden gezet om de kans te vergroten dat bij de volgende
verlengingszitting wel tot voorwaardelijke beëindiging van de tbs kan worden overgegaan.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren
boven het belang van zijn plaatsing in De Kijvelanden. In De Kijvelanden is thans nog geen sprake van een resocialisatietraject. Het is aan de inrichting te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn
familieleden daarbij worden betrokken.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar De Kijvelkanden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 februari 2012
secretaris voorzitter