Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2517/GA, 13 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2517/GA

betreft: [klager] datum: 13 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juli 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Sittard in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de afwijzing door de directeur van klagers verzoek de inrichting tijdelijk te mogen verlaten zonder begeleiding van DV&O.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van dit onderdeel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Hij heeft gevraagd de inrichting tijdelijk te mogen verlaten teneinde op eigen gelegenheid naar een zitting van de beroepscommissie ven de RSJ te kunnen gaan. De directeur dient een dergelijk verzoek ingevolge artikel 26, vierde lid, Pbw, te honoreren
indien daartegen geen overwegend bezwaar bestaat. Het vijfde lid bepaalt vervolgens dat de directeur door hem aangewezen ambtenaren of medewerkers kan bevelen de betrokken persoon naar de daartoe bestemde plaats over te brengen. Dit impliceert dat er
een reden moet zijn tot het doen overbrengen over te gaan. De directeur beroept zich op medisch advies waarbij geen contra-indicaties genoemd werden voor vervoer door DV&O. Dat advies is niet gegeven door de inrichtingsarts.

Namens de directeur is verwezen naar de reactie zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie. Hierin is aangegeven dat naar aanleiding van klagers verzoek de inrichting tijdelijk te verlaten teneinde, vanwege zijn gezondheidstoestand, op eigen
gelegenheid te kunnen reizen, inlichtingen zijn ingewonnen bij de medische dienst. De functionarissen van de medische dienst verzekerden de directeur dat het absoluut verantwoord was klager per vervoersbus van DV&O te vervoeren.

3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of de directeur klagers verzoek om incidenteel verlof heeft mogen afwijzen op de gronden als eerder vermeld. Meer specifiek is de vraag of de directeur af heeft mogen gaan op de mededeling van een functionaris van de medische
dienst dat klager vervoerd kon worden met een busje van DV&O.
In haar uitspraak van 27 december 2011, kenmerk 11/2679/GM, heeft de medische beroepscommissie overwogen dat de verpleegkundige naar aanleiding van de door klager aangevoerde klacht dat hij vanwege zijn gezondheidsklacht niet lange tijd in een kleine
cel in een DV&O bus vervoerd kan worden, een verklaring heeft afgelegd omtrent klagers medische geschiktheid voor vervoer zonder overleg met de inrichtingsarts en zonder dat klager gezien is door de medische dienst en/of de inrichtingsarts. Dit laatste
had, nu klager specifieke klachten heeft geuit die nader onderzoek vergen of zij een beletsel waren voor regulier vervoer, wel moeten gebeuren.
Gelet op vorenstaande had de directeur, nu hij niet beschikte over een door de daartoe bevoegde inrichtingsarts verstrekte medische verklaring, terwijl van andere feiten of omstandigheden die aan het verlenen van tijdelijk verlof in de weg zouden staan
niet was gebleken, klagers verzoek niet mogen afwijzen.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de
tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven