Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3354/TA, 15 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3354/TA

betreft: [klager] datum: 15 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 september 2011 van de beklagcommissie bij FPC 2Landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. R.C. Honig om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag d.d. 4 augustus 2011 betreft, voor zover in beroep van belang, het inhouden van arbeidsgeld vóór de aangekondigde datum waarop wijziging van de procedure zou plaatsvinden.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Sinds de wijziging van het beloningssysteem per 1 mei 2011 geldt dat als een patiënt minder dan vijftien uur per week, oftewel twaalf blokken, werkzaamheden of activiteiten verricht, dit naar evenredigheid in mindering wordt gebracht op de maximaal uit
te betalen vergoeding. Vanuit de inrichting wordt klager feitelijk niet in staat gesteld vijftien uur aan activiteiten en werkzaamheden te verrichten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Patiënten zijn mondeling en schriftelijk geïnformeerd over de wijziging van het beleid per brieven van 8 april 2010, 9 juli 2010 en 15 september 2010. Klager neemt zelf weinig initiatief in het volgen van blokken, zoals het verrichten van werkzaamheden
en/of activiteiten, en legt de verantwoordelijkheid voor zijn rooster bij anderen neer. Nu hij de mogelijkheid heeft om werkzaamheden te verrichten tegen vergoeding en hij meermalen is geïnformeerd over het beloningssysteem is er geen sprake van
schending van een recht.

Op 17 januari 2012 heeft de algemeen manager van de inrichting desgevraagd telefonisch toegelicht dat de ‘regeling loon naar arbeid’ een intern beleidsstuk betreft.

3. De beoordeling
Klager heeft volgens het door hem ingediende klaagschrift van 4 augustus 2011 beklag ingediend tegen de beslissing door of namens het hoofd van de inrichting om arbeidsgeld in te houden, terwijl de wijziging van het betreffende beleid nog niet was
ingegaan. Klager heeft ter zitting van de beklagcommissie bovenstaande inhoud van het beklag bevestigd.
Uit de brief van de inrichting van 15 september 2010 volgt dat de wijziging van beleid in november 2010 in zou gaan. Door de raadsvrouw is gesteld dat de wijziging is ingegaan op 1 mei 2011. Wat hier ook van zij, vaststaat dat klager zijn beklag als
hierboven geformuleerd te laat heeft ingediend. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

Voor zover klager en zijn raadsvrouw in beroep een andere omschrijving hebben gegeven van het beklag valt dit buiten de omvang van het oorspronkelijke beklag en kan klager op dit punt niet in het beroep worden ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen de uitspraak op het beklag als omschreven onder 1. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden en verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijk in
het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven