nummer: 11/2353/GA
betreft: [klager] datum: 14 februari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 juli 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Boschpoort te Breda
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], vestigingsdirecteur bij de locatie De Boschpoort. Desgevraagd heeft de directeur per brief van 30 januari
2012
nog nader gereageerd. Deze reactie is ter informatie aan klager verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. uitsluiting van het bijwonen van de kerkdienst;
b. het niet krijgen van een inkomstengesprek na binnenkomst in de inrichting.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte uitgesloten van de kerkdienst. Hij heeft duidelijk laten blijken dat hij de kerkdienst wil bijwonen. Hij heeft daarvoor een brief
geschreven aan de dominee, maar hierop geen reactie ontvangen. Klager is slechts éénmaal in maart 2011 tijdens zijn vorige detentie naar de kerkdienst geweest. Klager herinnert zich één keer een schriftelijk bericht te hebben gezien waarin stond dat
hij
niet naar de kerkdienst mocht.
Wat betreft het uitblijven van een inkomstengesprek meent klager dat de inrichting daar voldoende tijd voor moet hebben gehad. Ze hadden immers ook tijd om hem direct na binnenkomst in de inrichting in een individueel regime te plaatsen. Klager kwam op
28 april 2011 vrij en is op 25 mei 2011 opnieuw gedetineerd. De mededeling dat er maar zeven dagen tussen de oude en nieuwe detentie zitten, klopt dus niet.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur weet niet of de uitsluiting van de kerkdienst is besproken met de geestelijk verzorger. De directeur kan niet aangeven of er een
schriftelijke mededeling van de uitsluiting van de kerkdienst aan klager is uitgereikt. Deze bevindt zich niet in het dossier.
3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, indien – onder andere – dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel
van
een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Volgens het tweede lid van dit artikel duurt de uitsluiting ten hoogste twee weken en kan zij telkens voor ten hoogste twee weken worden verlengd. Op grond van artikel 58,
eerste lid jo. artikel 57, eerste lid, onder b, van de Pbw dient de directeur aan klager onverwijld een schriftelijke mededeling uit te reiken van de beslissing tot uitsluiting van deelname aan activiteiten. Klager wordt uitgesloten van deelname aan
kerkdiensten. Onbestreden is dat klager geen schriftelijke mededeling van de uitsluiting uitgereikt heeft gekregen. De door de directeur op 30 januari 2012 toegezonden schriftelijke mededeling heeft betrekking op de periode van 15 juni tot 29 juni
2011,
terwijl het beklag de periode vanaf 1 juni 2011 betreft. Het beroep dient derhalve wegens een schending van een vormvoorschrift gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard.
b.
Uit de stukken komt als onbestreden naar voren dat klager na binnenkomst in de inrichting geen intakegesprek heeft gehad, omdat, volgens de directeur, tussen zijn ontslag en hernieuwde detentie slechts zeven werkdagen zaten. Klager bestrijdt dit. Uit
telefonische navraag bij de afdeling bevolking van de locatie De Boschpoort is gebleken dat klagers eerdere detentie is aangevangen op 12 februari 2011 en door onmiddellijke invrijheidsstelling op 27 april 2011 is geëindigd. De nieuwe detentie is
aangevangen op 25 mei 2011. De tussenliggende periode van een maand is naar het oordeel van de beroepscommissie te lang om zonder intakegesprek een gedetineerde op te nemen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de
beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
Voor het door klager ondervonden ongemak zal de beroepscommissie een tegemoetkoming vaststellen. Zij stelt deze vast op € 20,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 14 februari 2012
secretaris voorzitter