Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2920/GA, 2 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2920/GA

betreft: [klager] datum: 2 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 augustus 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Scheveningen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.P.C.M. van Es om het beroep schriftelijk toe te lichten. De beroepscommissie heeft
per brief van 4 januari 2012 de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld om te reageren op klagers beroepschrift. De directeur heeft van deze gelegenheid per brief van 13 januari 2012 gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de vermissing van klagers badjas bij overplaatsing van de locatie Zoetermeer naar de locatie De Singel te Amsterdam;
b. de vermissing van een paar handschoenen bij overplaatsing van de locatie De Schie te Rotterdam naar PPC Haaglanden te Den Haag.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Uit de brief van klagers raadsman van 21 april 2011 blijkt dat klager in de locatie Zoetermeer beschikte over een badjas. Op 6 april 2011 is klager
overgeplaatst van de locatie Zoetermeer naar de locatie De Singel. Drie weken na de overplaatsing heeft klager geconstateerd dat zijn badjas niet was meegezonden.
Op 17 juni 2011 is klager overgeplaatst vanuit locatie De Schie naar PPC Haaglanden. Bij het controleren van zijn spullen op 1 juli 2011 heeft klager geconstateerd dat hij een paar handschoenen mist. De handschoenen zaten in locatie de De Schie tussen
de centrale verwarming en die heeft het personeel tijdens de ontruiming van klagers cel niet gevonden.

De directeur van de locatie Scheveningen heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
De directeur van de locatie De Schie heeft aangegeven dat er geen handschoenen zijn aangetroffen tussen de verwarming in de cel waar klager heeft verbleven en dat er geen handschoenen op een invoerlijst staan.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende.
Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. De beroepscommissie is van
oordeel dat klager niet kan worden ontvangen in zijn beklag nu op 1 juli 2011 beklag is ingediend, terwijl klager in beroep heeft aangevoerd dat hij drie weken na zijn overplaatsing op 6 april 2011 op de hoogte was van de vermissing van zijn badjas. De
beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager is op 6 april 2011 overgeplaatst van de locatie Zoetermeer naar de locatie De Singel. Uit de lijst van ingekomen goederen bij de locatie De Singel blijkt dat klager
op 29 april 2011 in het bezit was van een paar handschoenen. Klager is vanuit de locatie De Singel overgeplaatst naar de locatie De Schie. In beroep zijn geen invoerlijsten van de locatie De Schie overgelegd. Gelet op het vorenstaande acht de
beroepscommissie het aannemelijk dat klager in de locatie De Schie in het bezit was van een paar handschoenen.

Gelet op hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd en het ontruimingsverslag van de locatie De Schie van 17 juni 2011 acht de beroepscommissie het aannemelijk geworden dat klagers handschoenen niet zijn aangetroffen bij de ontruiming van klagers cel in
de locatie De Schie en dat deze niet zijn meegestuurd naar de locatie Scheveningen. Nu klagers handschoenen vanuit De Schie niet zijn verzonden naar de locatie Scheveningen ligt de verantwoordelijkheid voor de vermissing niet bij de directeur van de
locatie Scheveningen, maar bij de directeur van de locatie De Schie. De beklagcommissie bij de locatie Scheveningen heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, maar had het beklag ter behandeling door moeten sturen naar de
beklagcommissie bij de locatie De Schie. Nu dit niet is gebeurd zal de beroepscommissie het beklag om proceseconomische redenen – als ware het gericht tegen een beslissing van de directeur van de locatie De Schie – zelf afdoen.

De beroepscommissie is van oordeel dat, nu de directeur van de locatie De Schie geen invoerlijsten heeft overgelegd en op het ontruimingsverslag geen handschoenen staan vermeld, de vermissing van klagers handschoenen voor rekening dient te komen van de
directeur van de locatie De Schie. De beroepscommissie zal het beklag gericht tegen de directeur van de locatie De Schie gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b. voor zover gericht tegen de directeur van de locatie Scheveningen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verstaat dat het beklag is
gericht tegen de directeur van de locatie De Schie en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.A.M. de Wit en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 2 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven