Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2634/JZ, 31 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2634/JZ

betreft: [klager] datum: 31 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift van

[...], geboren op [1993], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 13 september 2011 van de klachtencommissie bij de Jeugdzorginstelling Overberg, voor zover het het niet toekennen van een tegemoetkoming betreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2011, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M. Spek en namens Jeugdzorginstelling Overberg
[...], locatiedirecteur en [...], gedragswetenschapper.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
Het beklag betreft het terugplaatsen van klaagster naar de strikt gesloten groep met plaatsing in isoleer en stopzetting van de verlofregeling.

De klachtencommissie heeft de klacht gegrond verklaard en klaagster geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster is geen tegemoetkoming toegekend ondanks de gegrondverklaring van het beklag. Klaagster is naar een gesloten groep overgeplaatst. De strafbaarheid van hetgeen klaagster verweten werd stond niet vast. Klaagster was bij binnenkomst na de
overplaatsing rustig en zeker niet agressief. Wel moest zij veel huilen. Door de terugplaatsing heeft klaagster een maand haar moeder niet kunnen bezoeken en daarnaast heeft de beslissing invloed gehad op de beslissing ten aanzien van de verlenging
uithuisplaatsing. Mede daardoor heeft zij ook niet kunnen starten met een MBO opleiding in januari 2011. Zij heeft een maand op die afdeling gezeten als was het voorlopige hechtenis. In die periode heeft zij verder niets meer geleerd. Equip was prima,
maar voor de rest is zij onvoldoende begeleid en heeft zij onvoldoende hulp gehad. Als zij niet was overgeplaatst zou zij nu een baan hebben gehad. Zij heeft derhalve nadeel ondervonden van de onterechte overplaatsing.

De locatiedirecteur heeft aangevoerd het niet eens te zijn met de gegrondverklaring maar door logistieke omstandigheden geen beroep daartegen te hebben ingesteld. Voor het toekennen van een tegemoetkoming bestaat dan ook geen enkele aanleiding.
Afhankelijk van de aard van een incident wordt een jeugdige al dan niet in een andere setting geplaatst. Daar moet de jeugdige dan weer het vertrouwen opbouwen. Of deze setting gesloten is of niet is niet afhankelijk van de aard of betrokkenheid bij
het
incident.
Klaagster was na de overplaatsing overstuur, zij was het niet eens met de beslissing dat ze weer teruggeplaatst was.
Overigens is klaagster na de overplaatsing op velerlei wijzen hulp en begeleiding geboden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de klachtencommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Hiertoe wordt overwogen dat klaagster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij, nog daargelaten of van werkelijk ondervonden nadeel
sprake is, als gevolg van de beslissing tot overplaatsing haar niet toe te rekenen nadeel heeft ondervonden. Vanuit de inrichting is, door klaagster niet weersproken, op diverse terreinen hulp en begeleiding geboden. Dat dit niet tot het door klaagster
gewenste resultaat heeft geleid, te weten dat zij nu een baan zou hebben, kan de inrichting niet worden aangerekend.
Klaagster stelt voorts dat zij een maand niet haar moeder heeft kunnen bezoeken, maar niet is gebleken dat zij in die periode van bezoek verstoken is gebleven.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, dr. J.J. Kole en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 31 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven