Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2963/JB, 7 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/2963/JB

Betreft: [klager] datum: 7 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], geboren op [1995], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 6 september 2011 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaar tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda ongegrond verklaard.

2. De feiten
Bij beslissing van 28 juli 2011 is klager geselecteerd voor de j.j.i. Den Hey-Acker. Deze overplaatsing was reeds op 22 juli 2011 gerealiseerd. Op 28 juli 2011 heeft klagers raadsvrouw tegen deze beslissing bezwaar ingesteld. Tegen de beslissing hierop
van 6 september 2011 heeft klagers raadsvrouw op 14 september 2011 beroep ingesteld.
Het beroep zou worden behandeld door de beroepscommissie op de zitting van 14 december 2011. Op 1 december 2011 is door tussenkomst van selectiefunctionaris individuele jeugdzaken een intrekking van klager ontvangen.
Klagers raadsvrouw heeft naar aanleiding van de mededeling dat klager zijn beroep had ingetrokken op 9 december 2011 verzocht het beroep als niet ingetrokken te beschouwen.
Naar aanleiding hiervan is telefonisch contact opgenomen met de Gz-psycholoog / behandelcoordinator verbonden aan de j.j.i. Den Hey-Acker, die desgevraagd zijn bevindingen schriftelijk aan het secretariaat heeft doen toekomen. Deze zijn op 20 januari
2012 ontvangen.
Klagers raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, en heeft van deze mogelijkheid per fax van 1 februari 2011 gebruik gemaakt.

3. De standpunten
Klagers raadsvrouw heeft in eerste reactie na kennisgeving van de intrekking aangegeven dat de vermeende intrekking is geschied zonder overleg met klagers raadsvrouw. Klager heeft aan zijn raadsvrouw kenbaar gemaakt zijn beroep te willen doorzetten en
heeft zijn raadsvrouw verzocht het beroep namens hem toe te lichten.

De Gz-psycholoog / behandelcoördinator verbonden aan de j.j.i. Den Hey-Acker heeft desgevraagd aangegeven eind november 2011 telefonisch benaderd te zijn door het bureau Individuele Jeugdzaken (IJZ) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, met de
vraag of klager een eerder door hem ingediend verzoek tot overplaatsing vanuit de j.j.i. Den Hey-Acker naar j.j.i. de Hartelborgt nog door wilde zetten. Dit aangezien bekend was geworden dat zijn gevangenhouding op korte termijn zou eindigen, waarmee
wellicht ook de noodzaak van een overplaatsing zou komen te vervallen. Ook werd de vraag gesteld of klager, gezien de nieuw ontstane situatie, een eerder bij de RSJ ingediende klacht nog door wilde zetten. Beide vragen zijn vervolgens aan klager
voorgelegd. Daarbij gaf klager aan af te zien van zijn verzoek tot overplaatsing.
Met betrekking tot de procedure bij de RSJ gaf hij aan niet duidelijk meer te weten wat zijn klacht precies behelsde. Na een kort gesprek hierover besloot klager de klacht in te trekken, en zijn energie volledig te richten op zijn aanstaande terugkeer
in de maatschappij.
Op 29 november 2011 is het besluit van klager, in een door hem voor akkoord ondertekend faxbericht, verzonden naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de RSJ, om aan te geven dat zowel het overplaatsingsverzoek als gedaan bij het Ministerie
van
Veiligheid en Justitie als de klacht zoals ingediend bij de RSJ door hem werd ingetrokken.
Klager heeft uiteindelijk op 12 december 2011, met een schorsing van zijn gevangenhouding, de inrichting verlaten.

Klagers raadsvrouw heeft in reactie hierop aangegeven zich op het standpunt te stellen dat het beroep als niet ingetrokken beschouwd dient te worden, nu uit de geschetste gang van zaken valt af te leiden dat klager heeft aangegeven niet duidelijk meer
te weten wat zijn klacht precies behelsde en er geen overleg met zijn raadsvrouwe heeft plaatsgevonden.
Dat klager geen belang meer had bij een handhaving van zijn verzoek tot overplaatsing is duidelijk. Dat klager geen belang meer had bij handhaving van zijn ingediende klacht was niet duidelijk. Nu er hier kennelijk onduidelijkheid over bestond bij
klager had de inrichting klager eerst in de gelegenheid dienen te stellen hieromtrent te overleggen met zijn raadsvrouwe alvorens een gedragsdeskundige de intrekking van een beroep door klager te laten tekenen.

4. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of het beroep van klager al dan niet als ingetrokken moet worden beschouwd.
Uit de hieromtrent ingebrachte stukken leidt de beroepscommissie af dat klager gevraagd is of hij het onderhavige beroep wilde handhaven en dat hem, nadat hij aangaf niet meer te weten waar het beroep over ging, en nadat dit hem is uiteengezet, heeft
aangegeven van verdere behandeling af te zien omdat hij zich wilde richten op zijn terugkeer in de maatschappij. Zijn voorgenomen intrekking is op schrift gesteld en, nadat hij daardoor nog enige bedenktijd had, door hem ondertekend.
Van enige pressie of onzorgvuldigheid jegens klager is niet gebleken. Aangenomen wordt dat de kwestie in goed overleg met klager besproken is.
Het beroep wordt hiermee geacht te zijn ingetrokken. Klager wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, dr. J.J. Kole en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 7 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven