Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3147/TB, 6 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3147/TB

betreft: [klager] datum: 6 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, en mr. R. Polderman, ingediend namens klager,

gericht tegen een beslissing van 19 september 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van het FPC de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam van 20 juni 1991 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 24 augustus 1992 geplaatst in FPC de Pompestichting en op 16 januari 2002
geplaatst in FPC Flevo Future locatie Amsterdam, thans FPC de Oostvaarderskliniek
Klager is op 20 februari 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC de Pompestichting.
De behandelcoördinator van FPC de Pompestichting heeft op 7 februari 2011 gesteld geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren. In het kader van het 6-jaarsverlengingsonderzoek
zijn door W.J. C., psychiater, en I.M. W., psycholoog op 16 respectievelijk 20 juni 2011 pro justitia rapportages uitgebracht.
Klager is vervolgens op 7 september 2011 door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien en op 7 september 2011 heeft de LAP geconcludeerd dat de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Staatssecretaris heeft op 19
september 2011 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De behandelimpasse is met name ontstaan doordat de kliniek de behandelfocus heeft gelegd bij het aangaan van relaties en het onderhouden daarvan. Er zijn andere onderdelen in de behandeling die relevanter zijn. Klager ondersteunt de aanbeveling van
psychiater C. voor een behandeling van zijn schildklierproblemen. Dit kan echter niet op de longstayafdeling plaatsvinden nu het personeel daar niet is toegerust om gedragsverandering bij een patiënt waar te nemen.
Klager stelt dat hij heel goed meewerkt aan de behandeling in de inrichting. De heer D. is een oud medewerker van de Pompestichting en hij heeft een test over klager opgesteld. Deze test wordt door de kliniek niet serieus genomen. De behandelaars van
de
Pompestichting zitten in Zeeland of Nijmegen en op de longstayafdeling te Vught zijn geen behandelmogelijkheden. Volgens klager is hij nooit goed behandeld en hij wil behandeld worden voor zijn delict. Behandeling ten aanzien van het aangaan van
relaties is niet belangrijk, want klager onderhoudt nu relaties met volwassenen. Desgevraagd deelt klager mee dat hij bereid is medicijnen te slikken voor zijn schildklier als dat effect heeft.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De Pompestichting heeft geen substantiële veranderingen bij klager geconstateerd, die de kans op het slagen van een nieuwe behandelpoging aannemelijk maken. Klager is niet gemotiveerd en zijn gedrag is meer gericht op strijd dan op medewerking met het
personeel. Ook eerdergenoemde rapporteurs C. en W. zien, mede gelet op klagers hoge recidiverisico, geen mogelijkheden om over te gaan tot behandeling. Klager is niet in staat gebleken om te voldoen aan het grootste gedeelte van de door de kliniek
gestelde voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor plaatsing op een behandelafdeling. De LAP neemt deze conclusie over en adviseert om klagers longstaystatus voort te zetten.
Klagers schildklierprobleem heeft de aandacht van de kliniek. Ook het personeel van een longstayafdeling is in staat om een gedragsverandering bij een tbs-gestelde op te merken. Getracht zou kunnen worden om met klager de behandelvorm ‘Mentalisation
Based Treatment’te starten. Klager wil dat echter niet.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 20 februari 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de genoemde pro justitia rapportages van C. en W. van juni 2011 komt het volgende naar voren. In de tbs-klinieken, waar klager heeft verbleven, is men er niet in geslaagd een behandeling op te starten. Klagers verblijf kenmerkt zich door een
vrijwel
voortdurende strijd tussen hem en de kliniekmedewerkers. Klager laat zich niet begrenzen, terwijl zijn gedrag deze begrenzing wel nodig maakt. Vanwege deze strijd komen gesprekken over klagers kernproblematiek niet op gang. Hoewel klager thans te
kennen
geeft opnieuw in behandeling te willen, is hij niet of nauwelijks bereid daar zelf inspanningen voor te leveren. Het ontgaat klager dat relaties aangaan en onderhouden een belangrijk onderdeel van zijn problematiek vormen. De herhalingskans op nieuwe
pedoseksuele delicten wordt bij terugkeer in de maatschappij als groot ingeschat. Op dit moment is er ook geen aanleiding om klagers longstaystatus op te heffen.
In het advies van 7 februari 2011 van de behandelcoördinator van FPC de Pompestichting ten behoeve van de hertoetsing wordt gesteld dat het toepassen van een nieuwe therapievorm bij een patiënt die volhardt in dezelfde houding ten aanzien van
behandeling weinig tot geen kans van slagen heeft.
De LAP heeft in haar advies van 7 september 2011 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten. Klager heeft tot nu toe niet laten zien zich gemotiveerd te willen inzetten om tot gesprekken, een behandelrelatie en het behalen van doelen te
komen. Indien klager niet zeer gestructureerd wordt begeleid, is er een groot risico op herhaling van seksueel grensoverschrijdend en gewelddadig gedrag.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager (tijdelijk)
over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging.
De beroepscommissie acht het van belang dat klager zich laat behandelen voor zijn schildklierproblemen, omdat dit een positief effect op zijn gedrag kan hebben. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager gezegd bereid te zijn medicatie voor zijn
schildklierproblemen te willen slikken.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven