Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2717/JA, 24 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2717/JA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de stichting Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2011 van de beklagcommissie bij voormelde stichting, gegeven op een klacht van [...], geboren op [1993], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2011, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord [...], directeur behandeling en [...], juridisch medewerkster, beide verbonden aan voormelde
stichting, en klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.P. Friperson.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van een of meerdere verlofmomenten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft onder verwijzing naar zijn op 6 december 2011 ingezonden reactie, in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van intrekking van meerdere verloven, het betreft slechts één verlof. Deze intrekking heeft geen invloed op het resocialisatietraject van klager.
Ingevolge de artikelen 30, vierde lid en 39 van de Bjj kan een reeds verleend verlof op grond van gewijzigde omstandigheden worden ingetrokken of opgeschort. In het verlofcontract is opgenomen dat klager zich aan de afspraken dient te houden. Daaronder
valt ook dat klager niet is toegestaan middelen te gebruiken. Indien sprake is van mogelijk alcoholgebruik, dan is er gedurende het nader onderzoek geen verlof toegestaan, ook omdat het verlof zou worden doorgebracht op het adres waar klager ook
mogelijk de alcohol had genuttigd.

Klager heeft de kwestie drie maanden na dato aangekaart. De directie wilde uitzoeken wat voor klager de beweegredenen waren geweest het op dat moment te melden. Er bleek sprake van een bepaalde mate van boosheid van klager jegens de begeleidster.
Het verlof is ingetrokken gedurende de periode dat het onderzoek, welk is ingesteld na de melding van klager, nog liep. Er waren teveel vraagtekens bij de situatie.
Daarna bleek dat er zoveel onduidelijk bleef, waar verder niets mee gedaan kon worden, dat het verloftraject weer is voortgezet. Op het moment dat klager de melding deed is hem aangegeven dat deze melding invloed kon hebben op zijn verlof (traject). Er
is niet meteen een beslissing ten aanzien van zijn verlof genomen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op het moment dat de melding omtrent intrekkingen van verlof werd gedaan is een klaagschrift ingediend op basis van de op dat moment bekende
gegevens. Klager had op de bewuste dag toestemming van zijn begeleidster tot het nuttigen van alcohol. Er zijn verklaringen van de moeder en de oom van klager. Na de beklagzitting zijn er nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht. Op basis
daarvan is het niet redelijk klager te sanctioneren en geen actie te ondernemen tegen de begeleidster. Klager is het niet eens met de ongelijke behandeling.
Klager geeft aan dat hij er vanuit ging dat hij mocht drinken omdat de begeleidster hem dat aanbood en het zijn verjaardag was. Klager heeft het pas later aangekaart vanwege problemen met de betreffende begeleidster ten aanzien van andere kwesties.
Klager wilde de gedragsdeskundige laten inzien hoe het team werkt.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager op 14 juli 2011 melding heeft gedaan van het feit dat hem door zijn begeleidster tijdens een begeleid verlof op 30 maart 2011 zou zijn toegestaan alcohol te nuttigen. Ten aanzien van de mededeling namens de directie
dat
dit gegeven invloed zou kunnen hebben op zijn verlof(traject) is namens klager op 19 juli 2011 beklag ingediend.
Bij beslissing van 21 juli 2011 is ten aanzien van klager één gepland verlof ingetrokken, welk verlof zou plaatshebben op 21 juli 2011. Verder zijn er geen beslissingen genomen welke invloed zouden hebben op het verlof(traject).
Gelet op vorenstaande worden de klacht en het beroep geacht te zijn gericht tegen de intrekking van het verlof van 21 juli 2011, nu van andere intrekkingen, dan wel intrekking van het gehele verloftraject geen sprake is.
Ten aanzien van deze beslissing overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en de toelichting ter zitting duidelijk is gebleken dat de directie na de melding van klager omtrent de overtreding van één van de voorwaarden uit zijn contract een
onderzoek is gestart naar de vraag of van een overtreding sprake is geweest en wat de reden is geweest dat klager dit pas drie maanden na de vermeende overtreding heeft aangekaart. In afwachting van het resultaat van het onderzoek is één verlof, welk
verlof viel binnen de onderzoeksperiode, ingetrokken. Blijkens de toelichting is deze intrekking mede ingegeven vanwege het feit dat klager zijn verlof zou doorbrengen op het adres waar eerder de overtreding zou hebben plaatsgehad.
Zodra duidelijk werd dat nader onderzoek niet tot concrete resultaten zou leiden, is het verloftraject van klager voortgezet.
De intrekking van het enkele verlof is, gegeven deze feiten en omstandigheden niet onredelijk of onbillijk. Nu evenmin is gebleken dat klager door deze enkele intrekking enig nadeel in zijn verloftraject heeft ondervonden, zal het beroep gegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, dr. J.J. Kole en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven